13 november 2020

Slordig strafbeleid - het rekbare begrip plichtsverzuim

Eén van de belangrijkste (dag)taken van de NPB is verhinderen dat de werkgever wegkomt met onterechte beschuldigingen van plichtsverzuim en het opleggen van veel te zware disciplinaire straffen. Het korps kan daarbij echt onbeheerst uithalen. Willekeurig voorbeeld: in februari 2020 bleek in een door de NPB aangespannen hoger beroep dat een collega in plaats van voorwaardelijk ontslag geen hogere straf had mogen krijgen dan… een schriftelijke berisping!

LET OP: De collega's op de foto's bij dit artikel hebben niets met de beschreven arbeidsconflicten te maken.

De voorgeschiedenis: een collega – laten we hem in dit artikel Nico noemen – wandelt op zaterdagavond in burger door de stad met zijn vriendin en stuit op een groepje van vijf jongemannen. Eén van hen lijkt op luide toon bezig ruzie te zoeken met een ander. Dat doet de collega besluiten zijn vriendin naar de overkant van de straat te sturen en zelf op een afstandje van het groepje te blijven staan om te zien hoe deze confrontatie afloopt. Op een gegeven moment herkent één van de jongens hem als een politieman en bijt hem toe: ‘Zo, nu heb je je apenpakkie niet aan. Ik steek je lek.’

Nico haalt zijn politielegitimatie tevoorschijn om de jongens te laten weten wat voor vlees ze in de kuip hebben. Hij loopt op het groepje af, dat zich op een agressieve manier (‘met gebalde vuisten’) tegenover hem opstelt. Voordat er verder iets kan gebeuren, arriveren er van meerdere kanten politiemensen in uniform, vermoedelijk op basis van het cameratoezicht.

Bedreiging
Nico legitimeert zich nogmaals en vertelt wat er gebeurd is. Desgevraagd verklaart hij aangifte te willen doen van bedreiging in privétijd. De betreffende jongeman is inmiddels weggerend, maar wordt even later alsnog aangehouden. Eén van de toegesnelde agenten maakt in een notitieboekje een concept-aangifte op. Nico zet daar zijn handtekening onder en kondigt aan dat hij de volgende ochtend uitgebreid aangifte zal komen doen.

Die zondagochtend heeft Nico tijdens zijn autorit naar het bureau telefonisch contact met een collega en hoort hij dat de hulpofficier van justitie de verdachte al heeft heengezonden. Hij concludeert dat het dan ook niet per se nodig is dat hij op zijn vrije zondag aangifte gaat doen en keert om. Hij kan zijn tijd beter gebruiken, want er doen zich in zijn privéleven een hoop stressvolle ontwikkelingen tegelijk voor. Dat wordt in de weken daarna alleen maar erger, waardoor Nico er steeds niet aan toekomt de summiere aangifte in het aantekenboekje van zijn collega te ‘complementeren’. Uiteindelijk wordt de zaak door het Openbaar Ministerie geseponeerd.

Strafontslag
Twee maanden na het voorval dienen de ouders van de verbaal agressieve jongeman bij het korps een klacht in tegen Nico: door zijn toedoen is hun zoon onterecht een nacht vastgehouden. Een half jaar later krijgt Nico tot zijn schrik de op één na zwaarste disciplinaire straf opgelegd: een voorwaardelijk strafontslag (proeftijd van twee jaar). Reden: door zijn verzuim om zijn aangifte door te zetten – ondanks aansporingen van collega’s daartoe – heeft hij het imago van de politie beschadigd.

Samen met de NPB start Nico tegen dit besluit een bezwaarprocedure. Als gevolg daarvan doet het korps wat water bij de wijn. Nico krijgt een minder zware strafmaatregel opgelegd: hij wordt een jaar lang een schaal teruggezet in salaris. Dat komt in zijn geval neer op een inkomstenderving van ruim € 6.000 en een jaar lang minder pensioenopbouw.

Geen goede beurt
De NPB spant een rechtszaak aan om ook dit besluit van tafel te krijgen. NPB-jurist Olivier van Petegem betoogt daarbij dat het korps Nico ten onrechte heeft beschuldigd van plichtsverzuim. Het is waar dat het hem niet is gelukt om zijn belofte aan de collega met het notitieboekje na te komen, aldus Van Petegem. Dat beschouwt ook Nico als een misser, waar hij achteraf spijt van heeft. Hij begrijpt heel goed dat het korps daardoor geen goede beurt heeft gemaakt bij bepaalde burgers (de ouders van zijn bedreiger) en bij het OM.

Maar staat dat verzuim gelijk aan plichtsverzuim? Het korps vindt van wel, onder andere door te stellen dat de onvolledige aangifte de oorzaak is van het seponeren van de zaak. Maar dat is te kort door de bocht, aldus NPB-jurist Van Petegem. Ook bij een uitgebreide aangifte was de zaak waarschijnlijk geseponeerd wegens gebrek aan bewijs. Ten tweede doet het korps met zijn beschuldiging te weinig recht aan de vrije keuze die Nico als burger heeft om een aangifte wel of niet door te zetten, waarbij die keuze in dit geval min of meer werd afgedwongen door zijn privéomstandigheden.

Hoger beroep
Na vier jaar procederen hakt de Centrale Raad van Beroep – de hoogste rechter in ambtenarenzaken – in februari 2020 de knoop door. Volgens de Raad had Nico het voltooien van de aangifte belangrijk genoeg moeten vinden om daar ondanks zijn privéproblemen werk van te maken. Door dat na te laten is hij als politieman te lichtvaardig omgegaan met het aangeven van een andere burger én met de mogelijke gevolgen voor het imago van het korps. Dit gedrag kan hem als plichtsverzuim worden aangerekend, aldus de Raad.

Schriftelijke berisping
Vervolgens stelt de Raad de NPB in het gelijk als het gaat om de zwaarte van de straf. Er zijn namelijk geen aanwijzingen ‘dat de conceptaangifte niet te goeder trouw is gedaan’. Ook ‘staat het iemand op zichzelf vrij om ervoor te kiezen af te zien van het doorzetten van een aangifte.’ Alle factoren afwegend komt de Raad tot het eindoordeel dat Nico zich weliswaar schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim, maar dat hij daarvoor niet meer straf verdient dan een schriftelijke berisping.

NPB-advocaat Willem de Klein, die het hoger beroep voor zijn rekening nam, kijkt tevreden terug: ‘Jammer dat we de Raad er niet van hebben kunnen overtuigen dat het geen plichtsverzuim was, maar verder hoor je mij niet klagen. Van de op één na zwaarste naar de lichtst mogelijke straf – daar durfde ik Nico wel mee onder ogen te komen.’

Nalatigheid van wie precies?
In een andere recente NPB-zaak bij de Centrale Raad van Beroep draaide het om de vraag: is er sprake van plichtsverzuim als een agent stelselmatig achterloopt met het afwerken van dossierstukken en het doorsturen van inbeslaggenomen goederen naar het beslaghuis? Of probeerde het korps door deze beschuldiging zijn eigen verantwoordelijkheid te ontlopen?

Ook in dit geval besloot de werkgever de betreffende collega de zwaarst mogelijke disciplinaire straf voor plichtsverzuim op te leggen: een voorwaardelijk strafontslag. Jarenlang was de agent nalatig geweest bij het op tijd administratief afhandelen van zijn zaken, aldus de korpsleiding. Daardoor waren ketenpartners (OM), slachtoffers en benadeelden daadwerkelijk gedupeerd.’

Strafwaardig?
De NPB stapte naar de rechter om de strafmaatregel vernietigd te krijgen. In eerste instantie lukte dat nog niet, maar in hoger beroep oordeelde ook de Centrale Raad van Beroep dat er in dit geval helemaal geen sprake was van strafwaardig plichtsverzuim. Buiten kijf stond dat de agent in de loop van negen jaar tientallen onafgewerkte dossierstukken en een aantal inbeslaggenomen in zijn postvak en kledingkast ‘onder zich had gehouden’. Maar in diezelfde tijd had de werkgever in meerdere beoordelingen vastgesteld dat het functioneren van de collega maar op één punt tekort schoot: het op tijd afronden van administratieve klussen.

Verbetertraject
De Raad van Beroep stelde vast dat deze beoordelingen niet waren gevolgd door ‘adequate sturing of monitoring dan wel waarschuwing van de kant van de leidinggevende(n)’. Dat maakte het opleggen van een strafontslag wegens plichtsverzuim onterecht, aldus de Raad. Het alsnog opleggen van een verbetertraject was in dit geval een zorgvuldig besluit geweest.

De Raad liet daarbij meewegen dat de agent niet de intentie had gehad om anderen te benadelen of zijn werkgever te schaden. Het besluit werd vernietigd.

‘En dit is geen incident,’ aldus NPB-advocaat Willem de Klein. ‘In plichtsverzuimzaken wordt het korps keer op keer door de Centrale Raad van Beroep teruggefloten omdat het bewijs niet deugt en/of de opgelegde straf onevenredig zwaar is.’

Meer over:
Rechtspositie