Huishoudelijk reglement NPB

Filter: Alle
Filter
Begrippen (artikel 1)

Artikel 1
BEGRIPPEN

1. In dit reglement noemen we de vereniging Nederlandse Politiebond kortweg ‘de bond’.

2. In dit reglement noemen we de statuten van de bond kortweg ‘de statuten’.

3. In dit reglement bedoelen we met ‘kaderleden’ de leden van de bond die voldoen aan de definitie van dit begrip in artikel 10 van de statuten.

4. In dit reglement bedoelen we met ‘organen’ de organen van de bond zoals opgesomd in artikel 11 van de statuten.

Aanvraag en toekenning lidmaatschap (artikel 2)

Artikel 2
AANVRAAG EN TOEKENNING LIDMAATSCHAP

1. Toekenning van het lidmaatschap van de bond kan worden aangevraagd door het volledig invullen van een officieel (papieren of digitaal) aanmeldingsformulier van de bond en dat in te dienen bij het hoofdbestuur. 

2. Wordt iemand als lid van de bond geaccepteerd, dan ontvangt hij een bewijs van lidmaatschap en een exemplaar van de statuten en het huishoudelijk reglement.

3. Leden worden geacht het hoofdbestuur zo spoedig mogelijk te informeren over veranderingen in de gegevens die via het aanmeldingsformulier aan de bond zijn verstrekt.

Bescherming persoonsgegevens (artikel 3)

Artikel 3
BESCHERMING PERSOONSGEGEVENS

1. Het hoofdbestuur is verantwoordelijk voor de bewaking van de persoonlijke gegevens die de leden aan de bond hebben toevertrouwd.

2. Het hoofdbestuur stelt een privacyreglement op om aan bovengenoemde verantwoordelijkheid vorm en inhoud te geven.

3. Onderdeel van het bovengenoemde reglement is het voorschrift dat de bond persoonlijke gegevens van leden alleen aan derden verstrekt als dat praktisch noodzakelijk is voor het realiseren van de doelen van de bond.

Contributieheffing (artikel 4)

Artikel 4
CONTRIBUTIEHEFFING

1. Leden zijn contributie verschuldigd in maandelijkse termijnen. De betalingsplicht begint in de maand dat het lidmaatschap ingaat en loopt door tot en met de laatste maand van de opzeggingstermijn.

2. Het maandelijks verschuldigde bedrag aan contributie is een percentage van het bruto salaris van een lid. Daarbij gelden een minimum- en een maximumbedrag, die beide worden vastgesteld (op voorstel van het hoofdbestuur) door het congres of – tussen twee (2) congressen in – door de bondsraad.

3. Het congres stelt vast (op voorstel van het hoofdbestuur) op welke manieren de contributie betaald kan worden en binnen welke termijn dat moet gebeuren. Ook veranderingen in de hoogte van de contributie worden (op voorstel van het hoofdbestuur) vastgesteld door het congres of – tussen twee (2) congressen in – door de bondsraad.

4. Stagnatie bij het innen van de contributie heft de betalingsplicht niet op.

a)      Een lid voor wie het betalen van de verschuldigde contributie tijdelijk uiterst bezwaarlijk is geworden, kan het hoofdbestuur schriftelijk verzoeken om contributieverlaging. Het hoofdbestuur is bevoegd zo’n verzoek in te willigen en een lid tijdelijk toe te staan minder contributie te betalen.

b)      Na ontvangst van een verzoek om tijdelijke contributieverlaging is het hoofdbestuur gerechtigd het lid om bewijsstukken van zijn financiële problemen te vragen. Mochten deze stukken aanleiding geven tot het besluit de contributieverlaging met terugwerkende kracht toe te kennen, dan geldt daarbij een termijn van maximaal zes (6) maanden.

Benoeming tot erelid of lid van verdienste (artikel 5 en 6)

Artikel 5
BENOEMING TOT ERELID

1. Het ledencongres kan besluiten een lid met buitengewone verdiensten voor de bond te onderscheiden met de benoeming tot erelid.  

2. Het hoofdbestuur is als enige bevoegd kandidaten voor het erelidmaatschap bij het ledencongres voor te dragen.

----------------

Artikel 6
BENOEMING TOT LID VAN VERDIENSTE

1. Een afdelingsbestuur kan jaarlijks twee (2) leden van de bond bij het hoofdbestuur voordragen voor benoeming tot lid van verdienste. 

2. Een kandidaat moet langdurig actief zijn geweest binnen de vereniging of zich in korte tijd op uitzonderlijke wijze verdienstelijk hebben gemaakt voor de bond.

3. Een afdelingsbestuur kan voor deze onderscheiding geen leden voordragen die nog actief zijn binnen datzelfde bestuur.

4.  Een voorgedragen kandidaat wordt vooraf niet op de hoogte gebracht van zijn voordracht. Dit voorkomt dat leden onnodig beschadigd raken als er binnen het afdelingsbestuur of  hoofdbestuur discussie ontstaat over de voordracht.

5. Het hoofdbestuur wijst een voordracht voor benoeming tot lid van verdienste alleen in uitzonderlijke gevallen af en motiveert dat besluit dan zorgvuldig.

6. De benoeming tot lid van verdienste vindt plaats tijdens een door de afdeling georganiseerde bijeenkomst, waarbij aan het lid een onderscheiding met bijbehorende oorkonde wordt uitgereikt.

Orde van vergaderingen (artikel 7)

Artikel 7
ORDE VAN VERGADERINGEN

1. Ordevoorstellen – voorstellen voor het aanpassen van de agenda of het verdere verloop van een vergadering – moeten bij de voorzitter worden ingediend.

a)      De indiener krijgt de mogelijkheid om zijn ordevoorstel kort toe te lichten.

b)      De voorzitter is bevoegd om de vergadering een advies te geven over het voorstel.

c)      Daarna wordt het ordevoorstel zonder verdere beraadslaging en met voorrang in stemming gebracht.

2. De behandeling van een agendapunt kent maximaal twee (2) gespreksronden.

a)      Leden die in de eerste ronde het woord hebben gevraagd over een bepaald onderwerp, kunnen daarover ook in de tweede ronde het woord voeren.

b)      Leden die in de eerste ronde niet het woord hebben gevraagd, kunnen in de tweede ronde alleen het woord voeren over de onderwerpen die in de eerste ronde door andere leden aan de orde zijn gesteld.

Kandidaatstelling en onverenigbare functies (artikel 8 en 9)

Artikel 8
KANDIDAATSTELLING

1. Elk lid van de bond kan bij het bestuur van zijn afdeling kandidaten aanmelden voor alle bondsorganen, met uitzondering van het dagelijks bestuur. De kandidaten moeten behoren tot dezelfde afdeling als het lid dat hen voordraagt.

2. Een kandidaatstelling moet gepaard gaan met het inleveren van een door het hoofdbestuur vastgesteld instemmingsformulier, volledig ingevuld en ondertekend door de kandidaat.

3. In drie (3) gevallen kunnen leden van de bond zich alsnog kandidaat stellen tijdens de vergadering van het orgaan of onderdeel van de bond waarin de verkiezing plaatsvindt.

a)      Als zich vooraf niemand kandidaat heeft gesteld.

b)      Als er minder kandidaten zijn dan het aantal te vervullen plaatsen.

c)      Als de vergadering besluit de bindende voordracht (van slechts één (1) kandidaat voor een bepaalde functie) op te heffen. In dat geval wordt de stemming over de benoeming uitgesteld tot een volgende vergadering. Idealiter wordt de kandidaatstellingsprocedure in de tussentijd dan opnieuw doorlopen, bijvoorbeeld met extra kandidaten die om een of andere reden eerder niet in beeld waren.

------------------------

Artikel 9
ONVERENIGBARE FUNCTIES

1. Leden van het hoofdbestuur kunnen niet gelijktijdig een of meer van de onderstaande functies vervullen:

a)      bestuurder van een afdeling van de bond (zoals bedoeld in artikel 11 van dit HHR);

b)      lid van een adviesorgaan van de bond (zoals bedoeld in artikel 28 van de statuten)

c)      lid van de bondsraad (zoals bedoeld in artikel 19 van de statuten);

d)      afgevaardigde naar een ledencongres (zoals bedoeld in artikel 13 en 15 van de statuten);

e)      IB-coördinator binnen een afdeling van de bond;

f)      personeelsvertegenwoordiger in een OR of de COR.

-----

2. Leden van een afdelingsbestuur kunnen in principe niet gelijktijdig een of meer van de onderstaande functies vervullen.

a)      lid van een adviesorgaan van de bond (zie artikel 28 van de statuten);

b)      personeelsvertegenwoordiger in een OR of de COR.

Een uitzondering op deze bepaling is toegestaan als een onafhankelijke commissie tot het oordeel komt dat de kandidatuur van een bepaald lid van het afdelingsbestuur voor de OR of de COR noodzakelijk is om een optimale kandidatenlijst te kunnen presenteren.

De leden van deze commissie worden gekozen door het afdelingsbestuur, dat ook een profielschets van de gewenste OR-kandidaten vaststelt en de kaders waarbinnen de commissie dient te opereren. Het advies van de commissie is bindend.

Afdelingen - taken en bestuur (artikel 10 en 11)

Artikel 10
TAKEN AFDELINGEN

1. Het vakbondswerk van de afdelingen kent drie (3) hoofdlijnen:

a)      het meewerken aan het tot stand komen, uitvoeren en controleren van het algemene bondsbeleid;

b)      het op basis van het algemene bondsbeleid ontwikkelen, uitvoeren en evalueren van de belangenbehartiging voor de leden van de afdeling;

c)      het contact onderhouden met de hoofdbestuurder uit de afdeling over kwesties en onderwerpen die voor de leden van de afdeling van belang zijn.

2. De concrete taken van een afdeling zijn als volgt:

a)      Het leiden en laten functioneren van de afdeling;

b)      Het informeren en adviseren van het hoofdbestuur over relevante ontwikkelingen of actuele kwesties binnen de afdeling;

c)      Het (helpen) voorzien in de collectieve en individuele belangenbehartiging voor de leden van de afdeling;

d)      Het organiseren van ledenvergaderingen;

e)      Het uitvoeren van de besluiten die een ledenvergadering genomen heeft;

f)       Het promoten van de bond;

g)      Het bijhouden van de administratie en het beheren van het budget van de afdeling;

h)      Het indienen van een begroting bij het hoofdbestuur;

i)       Het jaarlijks voor 1 mei produceren van een jaarverslag (inclusief een financieel jaarverslag), dat digitaal naar het hoofdbestuur wordt gestuurd en digitaal aan de leden van de afdeling beschikbaar wordt gesteld;

j)       Het zorgen voor vertegenwoordigers van de leden van de afdeling in besprekingen met (vertegenwoordigers van) de eenheidsleiding over zaken die de rechtspositie van de leden op het gebied van werk en inkomen betreffen;

k)      Het zorgen voor vertegenwoordigers van de afdeling in organen van de bond;

l)       Het kandideren van leden van de afdeling voor medezeggenschapsorganen en het bijstaan van deze leden met raad en daad;

m)   Het (laten) naleven van de statuten, het huishoudelijk reglement en de besluiten van het congres en het hoofdbestuur;

n)      Het deelnemen aan regionale acties van de FNV of andere samenwerkingsverbanden binnen de vakbeweging.

--------------------------

Artikel 11
HET AFDELINGSBESTUUR

1. Een afdelingsbestuur bestaat uit vier (4) leden die in functie gekozen worden: een voorzitter, een secretaris, een penningmeester en een activiteitencoördinator. Dit viertal is belast met de algemene leiding van de afdeling. Voor de uitvoering van het vakbondswerk worden ze bijgestaan door andere kaderleden.

2. De afdelingsvoorzitter en de afdelingssecretaris moeten bij hun benoeming in actieve dienst van de politie zijn. Ze worden benoemd voor vier (4) jaar, tenzij ze gaandeweg de politiedienst verlaten vanwege pensionering. In dat geval mogen ze vanaf hun pensioendatum nog hooguit één (1) jaar in functie blijven. Deze bepalingen gelden ook bij een eventuele herbenoeming van een afdelingsvoorzitter of afdelingssecretaris.

De penningmeester en de activiteitencoördinator van een afdeling worden voor vier (4) jaar benoemd en kunnen daarna meteen weer worden herkozen/herbenoemd. Zowel voor hun eerste benoeming als voor een latere herbenoeming is niet van belang of ze op dat moment nog in actieve dienst van de politie zijn of niet.

3. Een van de taken van de afdelingsvoorzitter is het leiden van de leden- en bestuursvergaderingen binnen de afdeling. Is hij verhinderd, dan neemt een ander lid van het afdelingsbestuur het voorzitten van de vergadering op zich.

4. Tot de taken van de afdelingssecretaris behoren het verzorgen van de algemene correspondentie van de afdeling, het notuleren van de bestuursvergaderingen en het bijhouden van de ledenadministratie.

5. Tot de taken van de afdelingspenningmeester behoort het beheer van de financiële middelen die het hoofdbestuur jaarlijks aan de afdeling beschikbaar stelt.

a)      De besteding van deze middelen wordt verantwoord door het invullen van formulieren die het hoofdbestuur verstrekt.

b)      Minstens één (1) keer per jaar informeert de afdelingspenningmeester het hoofdbestuur en de leden van de afdeling over de financiële toestand van de afdeling.

c)      De afdeling benoemt jaarlijks een commissie van drie (3) personen die de besteding van het afdelingsbudget en het financiële jaarverslag controleert.

6. De activiteitencoördinator draagt zorg voor binding met de leden, afstemming tussen de NPB-afdelingen en specifieke aandachtsgebieden.

7. Een afdelingsbestuur is bevoegd afzonderlijk te vergaderen met (groepen) leden van de afdeling.

8. Het hoofdbestuur kan een afdelingsbestuur schorsen als dat bestuur zijn taken niet naar behoren vervult. Dat kan slechts nadat de leden van de afdeling daarover zijn gehoord. Na de schorsing voorziet het hoofdbestuur tijdelijk in het afdelingsbestuur, totdat de afdeling tijdens een ledenvergadering een nieuw bestuur gekozen heeft.

Afdelingen - ledenvergaderingen (artikel 12)

Artikel 12
DE LEDENVERGADERING

1. Een afdelingsbestuur organiseert jaarlijks minstens één (1) ledenvergadering. Deze zogenaamde jaarvergadering vindt plaats voor 1 mei. In de rest van het jaar kunnen om twee (2) redenen extra ledenvergaderingen worden belegd:

a)      Omdat het afdelingsbestuur dat nodig acht;

b)      Omdat daartoe een schriftelijk verzoek is ingediend door minstens tien procent (10%) van het aantal leden van de afdeling of door minstens vijftig (50) leden. In dat verzoek moet duidelijk vermeld staan welke onderwerpen men aan de orde wil stellen.

2. Bij het aankondigen van een ledenvergadering hanteert een afdelingsbestuur een oproeptermijn van minstens veertien (14) werkdagen. Alleen in zeer bijzondere omstandigheden is een kortere termijn toegestaan. In de oproep aan de leden staat duidelijk vermeld welke onderwerpen zullen worden behandeld.

3. Na de ontvangst van een voldoende ondersteund verzoek om een extra ledenvergadering dient een afdelingsbestuur deze bijeenkomst binnen veertien (14) werkdagen uit te schrijven. De gekozen datum voor de ledenvergadering mag niet later dan achtentwintig (28) werkdagen na de ontvangstdatum van het verzoek zijn.

Blijft het bestuur in gebreke, dan zijn de verzoekers bevoegd zelf tot het organiseren van een ledenvergadering over te gaan. Daarbij dienen ze zich te houden aan de voorschriften in het tweede lid van dit artikel wat betreft de oproeptermijn en de agenda.

4. In de jaarvergadering brengt het afdelingsbestuur verslag uit van zijn beleidsmatige en financiële verrichtingen. Daarnaast worden de onderwerpen behandeld die door het bestuur, de leden van de afdeling of het hoofdbestuur aan de orde zijn gesteld.

5. Een ledenvergadering heeft de volgende bevoegdheden:

a)      het in functie verkiezen van vier (4) afdelingsbestuurders (voorzitter, secretaris, penningmeester en activiteitencoördinator) uit haar leden.

b)      het stellen van kandidaten voor het hoofdbestuur, de bondsraad en het ledencongres.

c)      het indienen van voorstellen voor wijzigingen in de statuten en het huishoudelijk reglement.

d)      het vaststellen van een kandidatenlijst met NPB-leden bij de verkiezing voor een medezeggenschapsorgaan.

e)      het verkiezen van de afgevaardigden namens de afdeling naar een ledencongres, de bondsraad en het hoofdbestuur;

f)       het uitbrengen van een advies aan de bondsraad over een voorgenomen besluit van het hoofdbestuur tot schorsing van de door de afdeling gekozen hoofdbestuurder.

6. Om te komen tot besluitvorming over de opgesomde onderwerpen in lid 5 van dit artikel dient een afdeling vooraf een digitale ledenraadpleging te organiseren. Artikel 30 tot en met 32 van de statuten zijn dan van toepassing. De besluitvorming vindt plaats in de eerstvolgende ledenvergadering, na een presentatie van de uitslag van de digitale ledenraadpleging.

7. Een ledenvergadering heeft ook een aantal bevoegdheden die ze kan uitoefenen zonder eerst een digitale ledenpeiling te houden. Dat zijn de volgende vijf (5) bevoegdheden:

a)      het verkiezen van de leden van de financiële controlecommissie;

b)      het vaststellen van de begroting die het afdelingsbestuur binnen de budgetruimte heeft ingediend;

c)      het vaststellen van het jaarverslag van de afdeling – inclusief het financiële jaarverslag;

d)      het bij de bondsraad of het ledencongres aanhangig maken van voorstellen;

e)      het uit zijn functie ontheffen van een lid van het afdelingsbestuur.

Congresvoorstellen (artikel 13)

Artikel 13
CONGRESVOORSTELLEN

1. Tijdens een ledencongres worden voorstellen behandeld en vervolgens al dan niet in stemming gebracht. Tot het indienen van congresvoorstellen zijn de volgende organen en personen bevoegd:

a)      het hoofdbestuur;

b)      de afdelingen (alleen of samen met andere afdelingen);

c)      de adviesorganen (alleen of samen met andere adviesorganen);

d)      individuele leden van de bond die voor een congresvoorstel vijftig (50) geldige steunbetuigingen van andere leden weten te vergaren. Een steunbetuiging is geldig als ze is voorzien van het lidmaatschapsnummer van het lid en zijn handtekening.

2. Het hoofdbestuur informeert de afdelingen tijdig over de plaats, data en duur van het congres en vermeldt daarbij ook de volgende gegevens:

a)      de uiterlijke datum waarop congresvoorstellen bij het hoofdbestuur binnen moeten zijn en de manier waarop ze moeten worden ingediend;

b)      de datum waarop de afdelingen en adviesorganen de beschikking krijgen over het geheel aan ingediende congresvoorstellen plus de stemadviezen van het hoofdbestuur over de voorstellen van afdelingen, adviesorganen en individuele leden;

c)      de uiterlijke datum waarop eventuele voorstellen voor amendementen bij het hoofdbestuur binnen moeten zijn.

3. Minstens drie (3) weken voor de aanvang van een congres moeten de afdelingen en adviesorganen een congresbundel in hun bezit hebben. Dit boekwerk heeft in ieder geval de volgende informatie te bieden:

a)      een concept-agenda voor het congres;

b)      het algemene en financiële verslag van het hoofdbestuur over het voorafgaande boekjaar (= kalenderjaar).

c)      de door de afdelingen gekozen onbezoldigde hoofdbestuurders en de door het hoofdbestuur bindend voorgedragen kandidaat voor elk van de drie (3) bezoldigde hoofdbestuursfuncties.

d)      de lijst met de door de afdelingen gekozen ledenvertegenwoordigers in de bondsraad.

e)      de voorstellen van het hoofdbestuur, de afdelingen, de adviesorganen en individuele leden met de daarop ingediende amendementen;

f)       de stemadviezen van het hoofdbestuur over de voorstellen van afdelingen, adviesorganen en individuele leden (met minstens vijftig (50) steunbetuigingen van andere leden) en de daarop ingediende amendementen.

Hoofdbestuur - taken en vergaderingen (artikel 14 en 15)

Artikel 14
TAKEN HOOFDBESTUUR

De concrete taken van het hoofdbestuur zijn als volgt:

a)      het uitvoeren van de besluiten van het congres en de bondsraad;

b)      het handhaven van de voorschriften in de statuten en het huishoudelijk reglement;

c)      het informeren van de huidige en potentiële leden over de doelstellingen, inspanningen en prestaties van de bond en aanverwante zaken;

d)      het opstellen van een begroting;

e)      het uitbrengen van een jaarverslag aan de bondsraad, uiterlijk zes (6) maanden na afloop van een verenigingsjaar en met speciale aandacht voor activiteiten waarbij leden betrokken waren;

f)       het vergaderen met de bondsraad;

g)      het deelnemen aan de bestuurs- en ledenvergaderingen van de afdelingen om op die manier de verbinding tussen de afdeling en het hoofdbestuur te bevorderen;

h)      het opschorten van een besluit van een afdelingsbestuur of een ledenvergadering dat in strijd wordt geacht met het belang van de bond. De bondsraad neemt vervolgens binnen drie (3) maanden een besluit over de kwestie. In die periode blijft het besluit geschorst. In hoger beroep gaan tegen het oordeel van de bondsraad is niet mogelijk;

i)       het opleiden en bijscholen van de kaderleden;

j)       het in stand houden van een landelijk netwerk van fiscaal deskundige kaderleden;

k)      het beschikbaar stellen van een vertrouwenspersoon voor kaderleden van de bond;

l)       het indienen van congresvoorstellen;

m)     het uitbrengen van een congresverslag aan de bondsraad, uiterlijk drie (3) maanden na afloop van een congres.

------------------------

Artikel 15
VERGADERINGEN HOOFDBESTUUR

1. De vergaderingen van het hoofdbestuur worden geleid door de bondsvoorzitter, tenzij het bestuur besloten heeft dat een andere hoofdbestuurder die taak op zich neemt. Dat laatste gebeurt ook als de bondsvoorzitter niet bij een vergadering van het hoofdbestuur aanwezig kan zijn.

2. De vergaderingen van het hoofdbestuur worden bijeengeroepen door of namens de bondssecretaris.

3. De bondssecretaris stelt de agenda vast. Hij is verplicht een onderwerp op de agenda te zetten als een hoofdbestuurder daarom verzoekt.

4. Het hoofdbestuur is bevoegd zijn vergaderingen te laten bijwonen door een of meer deskundigen.

Stage hoofdbestuur (artikel 16)

Artikel 16
STAGE HOOFDBESTUUR


1. Het hoofdbestuur stelt twee (2) stageplekken beschikbaar voor leden van de bond. Kandidaten moeten in actieve dienst bij de politie zijn en afkomstig uit verschillende afdelingen van de bond.

2. De bondsraad kent de stageplekken toe op voordracht van de afdelingen en adviesorgaan NPB Jong. Die dragen samen bij voorkeur meer kandidaten voor dan er stageplekken beschikbaar zijn.

3. Een stage bij het hoofdbestuur duurt maximaal twee (2) jaar en wordt door de bondsraad in twee (2) delen toegekend: eerst met een besluit over een startjaar en daarna met een besluit over een vervolgjaar.

4. Een stagiair kan tijdens de vergadering van het hoofdbestuur deelnemen aan de beraadslagingen, maar heeft geen stemrecht. Hij kan zijn belangstelling uitspreken voor (verdieping in) een bepaalde bestuursportefeuille, maar dat levert geen aanspraak op.

Taken adviesorganen (artikel 17)

Artikel 17
TAKEN ADVIESORGANEN

1. De taken van een adviesorgaan zijn als volgt:

a)      het signaleren, coördineren en ter discussie stellen van ervaringen, problemen en meningen van een specifieke groep werknemers of leden (de doelgroep);

b)      het leveren van bijdragen aan de voorbereiding van het algemene beleid van de bond voor zover dat de belangen van de doelgroep raakt;

c)      het hoofdbestuur gevraagd en ongevraagd adviseren over relevante ontwikkelingen met betrekking tot (de belangen van) de doelgroep;

d)      het meewerken en uitvoering geven aan de actieplannen van de bond ten gunste van de doelgroep;

e)      het adviseren van het hoofdbestuur over de communicatie met de doelgroep;

f)       het deelnemen aan acties binnen de FNV ten gunste van de doelgroep.

2. In overleg met het hoofdbestuur stelt een adviesorgaan nadere regels vast over zijn manier van vergaderen en verslaglegging.

Vermogensbeheer en beleggingen (artikel 18)

Artikel 18
VERMOGENSBEHEER EN BELEGGINGEN

1. De bondspenningmeester beheert en belegt het bondskapitaal (financiële middelen en andere bezittingen van de bond), overeenkomstig de richtlijnen die hij van het hoofdbestuur krijgt. Hij zorgt voor het samenstellen van de financiële jaarverslagen en begrotingen, alsook voor het bijhouden van een overzichtelijke boekhouding. De bondspenningmeester legt voor zijn financieel beleid verantwoording af aan het hoofdbestuur en aan het dagelijks bestuur.

2. Het vermogensbeheer en de beleggingen van de bond mogen niet bijdragen aan schendingen van mensen- en vakbondsrechten. Zo’n schending vindt bijvoorbeeld plaats als bedrijven, organisaties of overheden zich niets aantrekken van oproepen van het Internationaal Verbond van Vakverenigingen (IVV), het Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV) en/of de FNV om bij bepaalde regimes door economische sancties meer respect af te dwingen voor de naleving van mensen- en vakbondsrechten.

3. Het hoofdbestuur kan de afdelingsbesturen richtlijnen geven voor het beheer van de afdelingsbudgetten.

Geschillen met de bond (artikel 19, 20 en 21)

Artikel 19
GESCHILLEN OVER AANSPRAKEN EN VERPLICHTINGEN

1. Het hoofdbestuur beslecht geschillen tussen de bond en individuele leden over de aanspraken en verplichtingen die voortvloeien uit het lidmaatschap van de bond. Uitzondering op deze regel zijn geschillen waarvoor in de statuten een andere rechtsgang is voorzien.

2. Een geschil over de aanspraken en verplichtingen die voortvloeien uit het lidmaatschap van de bond kan alleen schriftelijk bij het hoofdbestuur aanhangig worden gemaakt.

3. Het hoofdbestuur kan het lid vervolgens uitnodigen nadere inlichtingen te verstrekken.

4. Het hoofdbestuur doet zo spoedig mogelijk uitspraak in het geschil en stuurt het lid daarover per ommegaande een aangetekende brief – inclusief een onderbouwing met argumenten.

5. Tegen een beslissing van het hoofdbestuur op grond van lid 1 van dit artikel kan een lid van de bond in beroep gaan bij de bondsraad. Die hoort het betreffende lid en neemt een definitief besluit (overeenkomstig het bepaalde in artikel 21).

--------------------

Artikel 20
GESCHILLEN OVER GELEVERDE RECHTSHULP

1. Het hoofdbestuur beslecht geschillen tussen de bond en een of meer leden over de individuele belangenbehartiging. Ook na beëindiging van het lidmaatschap blijft het mogelijk een geschil daarover aan het hoofdbestuur voor te leggen.

2. Tegen een besluit van het hoofdbestuur op grond van lid 1 van dit artikel is beroep bij de bondsraad mogelijk als het geschil draait om de zorgvuldigheid waarmee individuele belangenbehartiging heeft plaatsgevonden. Over twee soorten geschillen op dit vlak is de bondsraad niet bevoegd geschillen in behandeling te nemen.

a)      Geschillen over de inhoud van een juridische zaak;

b)      Geschillen die financiële gevolgen kunnen hebben die uitstijgen boven het eigen risico van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering die de bond voor zijn medewerkers heeft afgesloten.

3. De bondsraad hoort het betreffende lid en neemt een definitief besluit (overeenkomstig het bepaalde in artikel 21).

-----------------

Artikel 21
IN BEROEP BIJ DE BONDSRAAD

1. Tegen de uitspraak van het hoofdbestuur in een geschil kan een lid bij de bondsraad in beroep gaan. Dat kan tot zes (6) weken na de dagtekening van het schriftelijk bericht dat het lid over het besluit van het hoofdbestuur ontvangt (overeenkomstig het bepaalde in artikel 19 en 20 van dit HHR).

2. Het beroep moet bij de bondsraad aanhangig worden gemaakt door een brief waarin het lid omschrijft op welke gronden hij het oordeel van het hoofdbestuur bestrijdt.

3. De beroepscommissie van de bondsraad (zoals genoemd in artikel 21 en 22 van de statuten) adviseert de bondsraad bij het bepalen van zijn standpunt.

4. Deze beroepscommissie stelt vast hoe het beroep wordt behandeld.

5. Over de uitspraak van de beroepscommissie ontvangt het lid zo spoedig mogelijk schriftelijk bericht – inclusief een onderbouwing met argumenten.

6. Tegen deze uitspraak is geen beroep mogelijk.

Slotbepaling

SLOTBEPALING

In gevallen waarin de wet, de statuten en het huishoudelijk reglement niet voorzien, beslist het hoofdbestuur.