Na vijf jaar onderhandelen met de werkgever gaat op 1 april een lang gekoesterde NPB-wens in vervulling. Vanaf die dag krijgen politiemensen met beroepsgerelateerde gezondheidsklachten sneller toegang tot (financiële) voorzieningen die hun herstel en re-integratie ondersteunen. Zorg en aandacht voor hun problemen worden het uitgangspunt in plaats van een complexe medisch-juridische erkenningsprocedure.
Op donderdag 13 februari kregen de vertegenwoordigers van de NPB-leden in de bondsraad een voorbeschouwing op het nieuwe stelsel. Ze waren enthousiast over wat ze te horen kregen van NPB-jurist Björn Vreeswijk, die sinds 2020 als letselschadedeskundige bij de besprekingen betrokken is. ‘Die reactie had ik ook wel verwacht,’ aldus Vreeswijk. ‘De werkgever en de bonden zijn het eens geworden over een fundamentele wijziging van het beleid ten gunste van collega’s die tijdens of door hun politiewerk letselschade oplopen.’
Voor deze gedupeerde medewerkers hebben de werkgever en de bonden in het verleden meerdere (financiële) voorzieningen afgesproken, met name doorbetaling van het loon, vergoeding van medische kosten en toekenning van smartengeld bij blijvende invaliditeit door een dienstongeval of beroepsziekte. Deze laatste aanspraak werd in 1997 in artikel 54a van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) vastgelegd.
In de loop der jaren werd deze bepaling door de werkgever en de bonden uitgewerkt in twee praktische regelingen: de Regeling smartengeld dienstongevallen politie (van kracht geworden in 2007) en de Regeling vergoeding beroepsziekten politie (van kracht geworden in 2015). Deze documenten beschreven vooral hoe het percentage blijvende invaliditeit als gevolg van een dienstongeval of een beroepsziekte bepaald moest worden. Dat percentage bepaalde namelijk de hoogte van het bedrag aan smartengeld.
Vreeswijk: ‘Op zich allemaal best redelijk geregeld, maar de crux van het beleid was jarenlang dat ondersteunende voorzieningen pas beschikbaar kwamen als de klachten officieel waren erkend als een beroepsziekte of een dienstongeval. Zonder die erkenning kwam je dus helemaal niet aan de vergoeding van medische kosten, doorbetaling van het loon en het berekenen van de juiste hoeveelheid smartengeld toe.’
Smartengeld
Een extra drempel daarbij waren de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep – de hoogste rechter in ambtenarenzaken – over de erkenning van een beroepsziekte bij politiemensen. De Raad legde de lat op dat punt nogal hoog, aangezien politiewerk neerkomt op het klaarstaan voor zwaar werk in moeilijke omstandigheden. Omdat politiemensen daarop getraind en voorbereid (kunnen) zijn, was het oplopen van een aandoening door dat werk alleen aan de orde als er buitengewone en/of onvoorzien zware vormen van belasting hebben plaatsgevonden – aldus de rechtspraak van de CRvB.
Blijvende invaliditeitOfficiële erkenningCriteria beroepsziekte