Nationale Politie verkwanselt PTSS-erfenis Opstelten

Politiemensen die door hun werk last krijgen van een posttraumatische stressstoornis kunnen niet automatisch rekenen op compassie en begrip van hun werkgever. De opvang van deze collega’s gaat in te veel gevallen ellendig mis. Dat blijkt duidelijk uit de praktijkverhalen in het boek ‘Zie me staan’, dat de Nederlandse Politiebond deze maand uitgeeft.

Schrijfster Trea van Vliet sprak uitgebreid met zeven NPB-leden die door hun politiewerk het slachtoffer werden van PTSS. Zij kregen daardoor last van een slopende combinatie van nachtmerries, prikkelbaarheid, woede-uitbarstingen, achterdocht, concentratieproblemen, schrikachtigheid en vermijdingsgedrag.

Helaas toonde het korps vervolgens weinig compassie met deze collega’s en hun verwaarloosde mentale blessures. Hun klachten werden niet herkend of niet serieus genomen, het korps toonde sowieso niet of nauwelijks persoonlijke aandacht en was zeer snel geneigd mensen af te schrijven (= te ontslaan) of de erkenning dat er sprake was van een werkgerelateerde PTSS zoveel mogelijk tegen te werken.

Deze manier van omgaan met PTSS-slachtoffers staat haaks op het beleid dat voormalig minister van Veiligheid en Justitie Ivo Opstelten voor ogen stond toen hij begin 2013 een landelijke PTSS-richtlijn voor de politiesector afkondigde. NPB-voorzitter Jan Struijs: ‘Het is inmiddels algemeen bekend dat Opstelten de invoering van de Nationale Politie overhaast en slecht doordacht heeft doorgedrukt. Maar er is minstens één ding waarvoor politiemensen hem dankbaar mogen zijn en dat is zijn grote bereidheid om met de NPB en de andere politiebonden samen te werken aan een fatsoenlijk PTSS-beleid. Het is dan ook schrijnend om te zien hoe slecht de ook door hem nagestreefde PTSS-zorg anno 2018 wordt uitgevoerd.’

voor de reactie van minister Grapperhaus op de inhoud van het NPB-boek Zie me staan.

Weinig compassieFatsoenlijk PTSS-beleid

Dit bericht is gepost in Nieuws. Bookmark de link.