De Nationale Politie heeft zich schuldig gemaakt aan vrouwendiscriminatie door een aspirant uit te sluiten van een (financiële) covid-compensatieregeling omdat ze in de betreffende periode met zwangerschapsverlof was. Dat oordeel heeft het College van de Rechten van de Mens (CRM) geveld in een door de NPB aangespannen zaak.
Het College voor de Rechten van de Mens is een onafhankelijk instituut dat toezicht houdt op naleving van de mensenrechten in Nederland. Iedereen die zich gediscrimineerd voelt op het werk, in het onderwijs of als consument, kan daarvan bij het CRM melding maken of een klacht indienen. Het College oordeelt dan of er inderdaad sprake is van overtredingen van de wet- en regelgeving op het gebied van gelijke behandeling.
De zaak draait om een compensatieregeling voor aspiranten die tijdens de coronapandemie vertraging opliepen in hun basispolitieopleiding. De opgelegde beperkingen in het sociale verkeer zorgden ervoor dat veel studenten een half jaar lang veel minder lessen konden volgen. Dat bracht met zich mee dat ze later dan gepland hun studie konden afronden, waardoor ook hun periodiekdatum voor salarisverhogingen een aantal maanden opschoof.
De korpschef besloot dit financiële nadeel te compenseren in de vorm van een covid-compensatie. Praktisch gezien hield die regeling in dat na het afronden van de opleiding de opgelopen vertraging werd genegeerd en de oorspronkelijke periodiekdatum (in dit geval de startdatum van de opleiding) werd aangehouden als bevorderingsdatum.
De NPB hoopte door een negatief oordeel van het CRM een doorbraak te forceren in de rechtszaak die de bond heeft aangespannen namens een vrouwelijke collega – laten we haar in dit artikel Carla noemen. Helaas is dat niet gelukt. Het korps heeft laten weten de lopende procedure door te zetten en het oordeel van de rechter af te wachten.
Carla was in augustus 2018 begonnen aan haar opleiding van 3,5 jaar tot politiekundige. De eerste twee jaar had ze met vlag en wimpel doorlopen toen ze in de herfst van 2020 tijdelijk stopte om een kind ter wereld te brengen. Toen ze met zwangerschapsverlof ging (vanaf week 41) was de uitval van lessen al begonnen: Carla en haar studiegenoten konden vanaf week 33 nauwelijks lessen volgen door de beperkingen die golden vanwege covid-19. Die uitval zou duren tot week 5 van 2021 – de week waarin Carla haar opleiding vervolgde.
Covid-compensatie
In november 2022 rondde ze haar studie af. Ze verwachtte dat de werkgever haar definitieve bevordering met terugwerkende kracht zou toekennen vanaf augustus 2022. Dat was immers ook gebeurd met een (mannelijke) medestudent die tegelijk met haar was begonnen en tegelijk met haar afstudeerde. Maar tot haar verbazing kreeg Carla te horen dat zij volgens het korps helemaal niet in aanmerking kwam voor de covid-compensatie. Die was uitsluitend bedoeld voor studenten die door de coronacrisis vertraging hadden opgelopen. Daar hoorde zij niet bij: ook als er geen covid-19 was geweest, had ze haar studie immers moeten onderbreken voor zwangerschapsverlof en had ze pas kunnen afstuderen na haar oorspronkelijke periodiekdatum.
Zwangerschapsverlof