3 oktober 2023

NPB-ALERT: Bij screening geen illegale vragen beantwoorden!

Een flink aantal vragen die het korps stelt tijdens betrouwbaarheidsonderzoeken is in strijd met de privacy-waarborgen in de Wet screening. Op initiatief van de NPB is deze kwestie sinds april onderwerp van gesprek tussen bonden, korpsleiding en minister van Justitie en Veiligheid. De NPB heeft besloten de uitkomst daarvan niet langer af te wachten en zijn leden te informeren en adviseren.

Kort en goed: de NPB raadt zijn leden aan geen inhoudelijk antwoord te geven op de vragen die volgens de Wet screening niet aan iemand gesteld mogen worden. In plaats daarvan kan steevast de opmerking worden geplaatst: Deze vraag is gesteld in strijd met de Wet screening en daarom heb ik het recht om hierop niet te antwoorden.

Om welke wet gaat het?
Sinds 1 januari 2023 is de Wet screening van kracht en ondergebracht in de Politiewet 2012 (zie paragraaf § 3.5.4. met de titel ‘Screening’; artikelen 48q tot en met 48z). Op basis van deze wet zijn nadere regels vastgesteld in het Besluit screening ambtenaren van politie en politie-externen.

Aanleiding Wet screening
Deze wet is er gekomen op initiatief van de politiek. De aanleiding was een aantal ernstige incidenten waarbij (corrupte) politiemedewerkers politie-informatie lekten naar criminelen. De gewenste scherpere screening zou een ingrijpende inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer, het privéleven en de grondrechten van collega’s. Daarom moest er een wet komen met daarin ook de nodige waarborgen om te zorgen dat de genoemde inbreuken niet verder gingen dan strikt noodzakelijk. In 2018 diende het kabinet Rutte III een wetsvoorstel in, dat uiteindelijk de goedkeuring kreeg van zowel de Tweede als de Eerste Kamer.

Voor de goede orde: de politievakorganisaties speelden geen rol in dit proces, aangezien het doel een wet was en daarover gaan in Nederland de Tweede en de Eerste Kamer.

Voor wie geldt deze wet?
Hierover kunnen we kort zijn: iedereen in dienst bij het politiekorps krijgt vroeg of laat met deze wet te maken. Een uitzondering zijn collega’s die een vertrouwensfunctie bekleden en hiervoor gescreend zijn door de AIVD. De wet geeft regels voor het onderzoeken van iemands betrouwbaarheid en maakt onderscheid tussen twee verschillende typen onderzoek.

* Een onderzoek naar de betrouwbaarheid voor reguliere werkzaamheden (afgekort BO). Dit soort onderzoek geldt bijvoorbeeld voor politieambtenaren met een functie in het domein Uitvoering, zoals vakgebied GGP, Intake & Service (voor zover de functie ziet op het opnemen en verwerken van aangiften van burgers) en bepaalde functies in het domein Ondersteuning.

* Een onderzoek naar de betrouwbaarheid voor werkzaamheden met een verhoogd risico (afgekort BO+). Dit soort onderzoek geldt bijvoorbeeld voor politieambtenaren met een functie in het domein Uitvoering, zoals het vakgebied Intelligence, Informanten runnen, Beveiliging (indien dit valt onder stelsel bewaken en beveiligen) en Intake & Service voor zover de functie ziet op korpscheftaken. Ook kan dit gelden voor specifieke functies in het domein Ondersteuning, zoals een medewerker die belast is met de administratie van opvallende en niet opvallende dienstauto's.

NB: Een exacte lijst met functies die onder BO dan wel BO+ vallen is op dit moment niet bekend bij de NPB. De hierboven gegeven voorbeelden hebben we uit de wetsgeschiedenis gehaald. Sowieso geldt dat altijd een BO+ onderzoek moet worden ingesteld voor functies waarin een collega bevoegd is om kennis te nemen van politiegegevens zoals bedoeld in de artikelen 10 en 12 van de Wet politiegegevens of volledige toegang heeft tot politiegegevens als bedoeld in de artikel 9 van de Wet politiegegevens.

Gevolgen negatieve uitkomst
Als de uitkomst van het onderzoek negatief is en de collega niet (voldoende) betrouwbaar wordt geacht, kan hij zijn huidige of een geambieerde functie niet (langer) uitoefenen. In dat geval zal het bevoegd gezag hem – indien mogelijk – een andere functie opdragen. Is dat niet mogelijk, dan kan in het uiterste geval ontslag volgen.

Vragenformulier
Het onderzoek vangt aan met het invullen van een (zeer) uitgebreid vragenformulier. Voor reguliere werkzaamheden is dat het betrouwbaarheidsonderzoek (BO, totaal 15 in te vullen bladzijden) en voor werkzaamheden met een verhoogd risico het betrouwbaarheids- en omgevingsonderzoek (BO+, totaal 20 in te vullen bladzijden).

De vragen die op beide formulieren worden gesteld zijn op onderdelen regelrecht in strijd met de wet. Dit houdt in dat specifieke vragen helemaal niet gesteld mogen worden of in dit stadium nog niet gesteld mogen worden, maar pas op een later moment indien en voor zover het onderzoek daartoe aanleiding geeft. Zoals nu geformuleerd maken ze een (te) vergaande inbreuk maakt op iemands persoonlijke levenssfeer en privéleven. 

De NPB raadt dan ook aan om de vragen die volgens de wet niet aan je gesteld mogen worden NIET te beantwoorden en in plaats van een inhoudelijk antwoord op de vraag te geven het volgende bij de betreffende vraag op te schrijven: Deze vraag is gesteld in strijd met de Wet screening en daarom heb ik het recht om hierop niet te antwoorden.

Eventueel kan je verwijzen naar deze publicatie. Als NPB-lid kan je voor verdere (rechts)bijstand ook bij ons terecht. Je kan dan het beste een e-mail sturen naar ib@politiebond.nl onder vermelding van jouw casus/ probleem.

Welke vragen zijn in strijd met de Wet screening?

Algemeen
Bij meerdere vragen wordt verzocht om gegevens over de afgelopen acht jaar. Het formulier vermeldt niet dat deze termijn van acht jaar geldt vanaf de datum van de ondertekening van het formulier.

BO / BO+ Vraag 1: Verblijf in het buitenland
Deze vraag is te algemeen gesteld omdat de wetgever niet bedoeld heeft reguliere vakanties in het buitenland hieronder te laten vallen. Dat kan anders zijn bij meerdere vakanties in het buitenland van elk minstens twee aaneengesloten maanden per jaar die – over de hele terugkijktermijn van acht jaar – een totaal van zes maanden overschrijden. Voorbeeld: drie vakanties in het buitenland van elk drie maanden in de afgelopen acht jaar. Dat is in totaal negen maanden verblijf in het buitenland. In dat geval (meer dan zes maanden) dienen deze vakanties wel opgegeven te worden. 

BO vraag 4 / BO+ vraag 7: Militaire dienst
Je kunt ervoor kiezen om deze vraag te beantwoorden, maar de NPB is van oordeel dat de Wet screening geen aanknopingspunt biedt om dit te vragen – tenzij je anders dan vanwege de militaire dienstplicht een functie in loondienst bij Defensie hebt vervuld. Dat hoort dan echter thuis bij BO vraag 7 / BO+ vraag 10 en dan uitsluitend voor zover je de afgelopen acht jaar bij Defensie gewerkt hebt. 

BO vraag 4 / BO+ vraag 7: Buitenlandse missie
De Wet screening biedt geen grondslag voor deze vraag. Een buitenlandse missie zal onder verantwoordelijkheid van een werkgever zijn uitgevoerd. Het volstaat om die werkgever op te geven bij BO vraag 7 / BO+ vraag 10 voor zover dat ziet op de afgelopen acht jaar.

BO vraag 6 / BO+ vraag 9: Nevenactiviteiten/vrijwilligerswerk
Het is correct dat gevraagd mag worden naar nevenactiviteiten / vrijwilligerswerk, maar hiervoor geldt een terugkijktermijn van acht jaar. Deze terugkijktermijn is ten onrechte niet opgenomen bij BO vraag 6 / BO+ vraag 9 en staat wel in de Wet screening genoemd.

BO vraag 8 / BO+ vraag 11: Referenten
De wet eist dat slechts naar referenten gevraagd wordt voor zover dat voor een goede oordeelsvorming noodzakelijk is. Dit houdt volgens de NPB in dat deze vraag niet direct gesteld mag worden bij de aanvang van het betrouwbaarheidsonderzoek (het invullen van een vragenformulier). Het mag misschien wel gaandeweg het onderzoek als de bevindingen daartoe (voldoende) aanleiding geven.

Met andere woorden: deze vraag is prematuur en mag in dit stadium nog niet gesteld worden. Bovendien staat in de Wet screening dat het horen van referenten slechts plaatsvindt onder opgave van redenen aan degene die onderzocht wordt, inclusief welke referent precies gehoord wordt en in welke fase van het onderzoek dat geschiedt.

BO vraag 9 / BO+ vraag 12: Vrijetijdsbesteding en sociale activiteiten
Het is correct dat gevraagd mag worden naar het lidmaatschap van een vereniging. Er mag echter niet gevraagd worden naar het lidmaatschap van een politieke partij of vakbond!

Ook mag bij deze vraag niet gevraagd worden naar een stichting. Een stichting heeft namelijk geen leden zoals een vereniging. Werkzaamheden voor een stichting horen thuis bij BO vraag 6 / BO+ vraag 9.

Bij de vraag over het lidmaatschap van een supportersgroep betaald voetbal en een motorclub staat ten onrechte niet vermeld dat je hiervan slechts opgave hoeft te doen voor zover het lidmaatschap plaatsvond binnen de terugkijktermijn van acht jaar. 

BO vraag 10 / BO+ vraag 13: Veroordeling
Deze vraag is niet duidelijk genoeg, al was het maar omdat niet expliciet is vermeld dat het hier gaat om strafrechtelijke veroordelingen. Bovendien is deze vraag overbodig omdat justitiële gegevens en bepaalde politiegegevens standaard ambtshalve in het onderzoek betrokken worden.

BO vraag 12 / BO+ vraag 15: Beroepscode politie
Deze vraag mag niet gesteld worden: de Wet screening bevat geen enkel aanknopingspunt om de beroepscode onderdeel te laten uitmaken van het betrouwbaarheidsonderzoek. Daarnaast is het misbruik van bevoegdheid om een bepaling op te nemen dat je je door het insturen van het formulier aan deze beroepscode verbindt.

BO vraag 13 / BO+ vraag 16: Social media
Deze vraag is te ruim gesteld: de Wet screening stelt heel duidelijk dat het moet gaan om open bronnen. Afgeschermde informatie op internet valt daar niet onder.

BO vraag 15 / BO+ vraag 18: Afhankelijkheden en/of middelengebruik
Deze vraag is te ruim gesteld: de Wet screening meldt heel duidelijk dat iemand tijdens een onderzoek alleen gezondheidsgegevens hoeft te verstrekken voor zover die betrekking hebben op een verslaving of een andersoortige afhankelijkheid. Er mag dus niet naar het gebruik van specifieke middelen worden gevraagd als daarbij geen sprake is van een verslaving of afhankelijkheid.

Concreet: je hoeft geen antwoord te geven op de vragen over het gebruik van softdrugs, harddrugs, smartdrugs en/of lachgas en het gebruik van slaap- of kalmeringsmiddelen. De twee andere vragen (over afhankelijkheden en verslaving) mogen wel.

BO vraag 16 / BO+ vraag 19: Overige informatie
Deze vraag acht de NPB overbodig en in strijd met de wet, gezien de toch al uitgebreide vragenlijst en de dwingende wettelijke voorschriften over wat gevraagd moet/mag worden.

BO vraag 17 / BO+ vraag 20: Extra toevoegingen en/of opmerkingen
Ook deze vraag vindt de NPB overbodig en in strijd met de wet, gezien de toch al uitgebreide vragenlijst en de dwingende wettelijke voorschriften over wat gevraagd moet/mag worden.

-------------------------------

Collectieve belangenbehartiging
Juristen van de NPB hebben de hele wet en wetsgeschiedenis bestudeerd en alle vragen die in strijd zijn met de Wet screening in een notitie aangereikt aan het bestuur van de NPB. Het bestuur van de NPB heeft deze notitie op 6 april 2023 gewisseld in het officiële overleg tussen korpsleiding en bonden. Daarop is een werkgroep in het leven geroepen met daarin vertegenwoordigers van het korps en het ministerie (verantwoordelijk voor de wet) en juristen van de NPB en andere bonden.

Uiteraard blijft de NPB dit overleg voeren, maar wij vonden het niet verstandig om nog langer te wachten met het voorlichten van onze leden over de verkeerde toepassing van de Wet screening. Zodra meer bekend is over de uitkomst van het overleg in de werkgroep, zullen we daarover publiceren op deze website.

Meer over:
Rechtspositie