24 augustus 2020

Hoogste rechter: Intelligence-werk ondergewaardeerd

Aan de functies Medewerker en Generalist Intelligence zijn in 2014 te weinig punten toegekend voor Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden (OVW). Dat heeft ertoe geleid dat deze collega’s jarenlang ten onrechte niet in aanmerking zijn gekomen voor uitloopperiodieken in een hogere schaal. Dat heeft de hoogste bestuursrechter bepaald in een op initiatief van de NPB aangespannen rechtszaak, waarbij de ACP zich heeft aangesloten.

Wat zijn de praktische gevolgen van deze uitspraak?
Juridisch staat nu vast dat aan de functie van Medewerker Intelligence minstens 24 en aan de functie Generalist Intelligence minstens 32 OVW-punten toegekend moeten worden (zie verderop), waardoor de betreffende collega’s recht hebben op uitloopperiodieken. De werkgever (lees: minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid) moet daarover echter nog wel een formeel besluit nemen.

Goed werkgeverschap
Besluit de bewindsman tot toekenning met terugwerkende kracht, dan zou dat getuigen van goed werkgeverschap en hem veel goodwill opleveren voor het rechtzetten van een onzorgvuldige invulling van de functiewaarderingsafspraken. De NPB zal zich in het reguliere overleg tussen de bonden en minister Grapperhaus hard maken voor een collectieve regeling op dit punt – een afspraak dus die voor alle collega’s geldt.

Mocht de werkgever een minder ruimhartige opstelling kiezen, dan is juridische actie nodig om de financiële belangen van zoveel mogelijk medewerkers en generalisten Intelligence veilig te stellen. Voor flink wat collega’s is dat al gebeurd doordat ze vanaf het begin betrokken zijn geweest bij het proefproces van de NPB en de ACP of in de afgelopen jaren via hun bond een duuraanspraak hebben ingediend. Op die manier kun je (als de aanvankelijke bezwaartermijn van zes weken tegen een bestuursbesluit is verstreken) vanaf een bepaald tijdstip alsnog aanspraak maken op (in dit geval) toekenning van meer OVW-punten – en in het verlengde daarvan op OVW-uitloopperiodieken.

OPROEP: REGEL JE DUURAANSPRAAK!
Ben jij als medewerker of generalist Intelligence niet betrokken bij het proefproces en heb je de afgelopen jaren evenmin een duuraanspraak op OVW-gebied ingediend? Dan adviseert de NPB je dringend dat laatste alsnog te (laten) doen! Aarzel niet en neem daarover zo spoedig mogelijk contact op met onze afdeling Individuele Belangenbehartiging (IBB).

LET OP 1: een duuraanspraak loopt vanaf het moment dat hij is ontvangen en heeft geen terugwerkende kracht. Om te beginnen hebben dus vooral de collega’s met de periodiekdatum 1 september er baat bij om dit ijkpunt zo snel mogelijk (= de komende week) door hun bond te laten vastleggen. De snelste manier om dat te doen is een kopie van je laatste salarisstrook te e-mailen naar ibb@politiebond.nl, onder vermelding van aanvraag duuraanspraak OVW-periodieken.

LET OP 2: Het geeft geen zin om je met een vraag over of een melding van je recht op OVW op grond van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep te wenden tot de servicedesk HRM van het korps! Deze collega’s kunnen je namelijk niet helpen bij het doen van een aanvraag duuraanspraak. Het stellen van een vraag of het doen van een melding bij deze servicedesk geldt NIET als een aanvraag duuraanspraak.

Bepalend voor de ingangsdatum van je recht op OVW is uitsluitend de datum waarop het korps een officiële aanvraag duuraanspraak heeft ontvangen en dus niet de datum waarop je je hebt gemeld bij de servicedesk HRM! Schakel daarom ook zo spoedig mogelijk de NPB in voor het doen van een tijdige aanvraag duuraanspraak. Dat is de enige manier om je recht op OVW alsnog zo snel mogelijk te gelde te maken!

LET OP 3: Om een duuraanspraak bij de werkgever te kunnen indienen moet je nog in actieve dienst zijn. Ben je al met (vroeg)pensioen, dan kan de NPB op dit punt dus niets meer voor je doen.

Ben je een van de deelnemers aan het proefproces of heb je eerder al een verzoek tot een duuraanspraak gedaan? Dan hoef je verder geen actie meer te ondernemen en krijg je te zijner tijd vanzelf nader bericht. Houd er rekening mee dat dit een aantal maanden kan duren!

Voorgeschiedenis
In 2011 besloot de werkgever het aantal functies binnen de politiesector drastisch op te schonen door de invoering van een nieuw Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie. Dit LFNP ging bestaan uit slechts 92 functies met een duidelijk vastgelegde functiewaardering.

Op aandringen van de bonden werd in de politie-CAO 2008/2010 afgesproken dat de nieuwe functiewaardering ook rekening zou houden met tien verzwarende elementen van het politiewerk die voorheen altijd ondergewaardeerd waren geweest. Uiteindelijk zijn deze elementen samengebald tot vier risico’s: fysiek risico, psychisch risico, risico op slachtofferschap en afbreukrisico.

OVW-punten
Voor elk van deze risico’s krijgt een functie OVW-punten toegekend, die aangeven hoezeer de functie Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden met zich meebrengt. Is een bepaald risico totaal niet aanwezig, dan worden nul punten toegekend; bij een gering risico acht punten en bij een aanmerkelijk risico zestien punten. Het maximale aantal punten is dus vier keer zestien oftewel 64 punten.

OVW-uitloopperiodieken
In de politie-CAO 2012/2014 is vervolgens afgesproken dat collega’s die een LFNP-functie met 24 of meer OVW-punten vervullen na het bereiken van hun schaalmaximum recht krijgen op uitloopperiodieken in de naast-hogere schaal. Dat wil zeggen: hun salaris blijft dan nog een aantal jaren doorgroeien tot aan het maximumbedrag in de schaal boven hun officiële functieschaal.

Buitenbeentjes
De nieuwe LFNP-functies Medewerker Intelligence en Generalist Intelligence bleken binnen het functiedomein Uitvoering twee buitenbeentjes. Ze kregen allebei te weinig OVW-punten toegekend (acht respectievelijk zestien) om in aanmerking te komen voor OVW-periodieken. Beide functies werden geacht geen psychische risico’s met zich mee te brengen, dat wil zeggen: niet meer kans op confrontaties met menselijk leed en schokkende gebeurtenissen dan in het dagelijks leven. Ook van fysieke risico’s zou in beide gevallen geen sprake zijn, aangezien bij beeldschermbanen overbelasting van het gestel door de juiste ergonomische maatregelen goed te voorkomen was.

Gelijkheidsbeginsel
In zijn beroepsschrift bepleit advocaat Dennis Coppens namens de NPB dat de werkgever zich schuldig heeft gemaakt aan onzorgvuldig bestuur. Het besluit om aan de functies Medewerker en Generalist Intelligence geen OVW-punten voor fysieke of psychische risico’s toe te kennen is namelijk in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Aan de vergelijkbare functies Medewerker en Generalist Intake & Service zijn voor deze risico’s namelijk wel twee keer acht OVW-punten toegekend.

-----------------------------

Uitspraak Centrale Raad van Beroep
De hoogste bestuursrechter stelt de NPB en de ACP in het gelijk. Hij verwerpt het argument van de korpsleiding van de Nationale Politie dat bij Intake & Service de psychische risico’s groter zijn omdat deze collega’s ‘in de eerste lijn’ geconfronteerd worden met menselijk leed en schokkende gebeurtenissen en de Intelligence-collega’s pas achteraf (‘in de tweede lijn’). De Centrale Raad stelt vast dat zo’n onderscheid in de Regeling vaststelling LFNP niet gemaakt wordt en dat het bij de toekenning van OVW-punten dan ook geen rol mag spelen.

Ook op het punt van de fysieke belasting maakt de korpsleiding een onterecht onderscheid tussen vergelijkbare functies, oordeelt de CRvB. Voor Intake & Service-personeel blijven de langdurige beperkte bewegingsvrijheid en de aard van het beeldscherm/computerwerk zelfs met alle denkbare ergonomische voorzorgsmaatregelen toch een zeker fysiek risico met zich meebrengen, goed voor acht OVW-punten. Voor de Intelligence-collega’s geldt in dezelfde arbeidsomstandigheden om onverklaarbare redenen een andere risico-inschatting, goed voor nul OVW-punten.

De Centrale Raad van Beroep komt dan ook tot de slotsom ‘dat aan de Medewerker Intelligence en de Generalist Intelligence ten onrechte minder dan 24 OVW-punten zijn toegekend’. De implicatie daarvan is dat de betreffende collega’s recht hebben op de toekenning van OVW-uitloopperiodieken.