Het bedrag dat hondengeleiders krijgen voor de permanente verzorging van hun diensthond behoort tot de toelagen die tijdens vakanties doorbetaald moeten worden. Dat heeft de Centrale Raad van Beroep – de hoogste rechter in ambtenarenzaken – op 31 mei bepaald in een door de NPB aangespannen rechtszaak.
In december 2015 maakten de bonden met de werkgever afspraken over het zogenaamde vakantieloon. Overeengekomen werd dat politiemensen met ingang van 1 juli 2012 niet alleen hun salaris doorbetaald krijgen tijdens de jaarlijkse vakantieperiode, maar ook hun operationele toelage, consignatietoelage, overwerkvergoeding, verschuivingsvergoeding en ME-toelage. Dit vakantieloon wordt jaarlijks in februari uitbetaald.
Al snel werd duidelijk dat er een toelage over het hoofd gezien was: de vergoeding die hondengeleiders ontvangen voor de permanente verzorging voor hun diensthond. Toen de NPB dit aankaartte bleek de werkgever niet bereid deze toelage uit zichzelf toe te voegen aan de afspraken over het vakantieloon. Om dat af te dwingen moest de NPB een rechtszaak aanspannen en die helemaal tot aan het hoger beroep uitlopen.
Het standpunt van de werkgever was dat hondengeleiders ervoor kunnen kiezen tijdens hun vakantie de permanente zorg te ontlopen door hun hond uit te besteden. In dat geval was het toch niet logisch dat de hondentoelage werd doorbetaald, aldus het korps.
De Centrale Raad van Beroep – de hoogste rechter in ambtenarenzaken – maakte korte metten met deze redenering. De verzorging van een politiehond in privétijd is een last die intrinsiek samenhangt met het werk. De daarvoor toegekende vergoeding is onderdeel van de bezoldiging – en dus van het vakantieloon. Dat is namelijk bedoeld om medewerkers tijdens een periode van rust en ontspanning dezelfde inkomenspositie te laten behouden als wanneer ze werken. Dat een hondengeleider zijn hond tijdens een vakantie kan uitbesteden is daarvoor totaal niet relevant, aldus de Raad.
Juridische actieHond uitbestedenOnveranderde inkomenspositie