Kabinet: nieuwe VUT geen goed idee

Is een overheidsuitkering voor iedereen die 45 jaar gewerkt heeft een geschikte manier om te zorgen dat Nederlanders met zware beroepen – zoals politiemensen – eerder met werken kunnen stoppen? Op 10 mei heeft minister Koolmees van Sociale Zaken de Tweede Kamer gemeld dat dat niet het geval is. Samen met de werkgevers en de vakbeweging zal gezocht moeten worden naar een andere manier, die beter uitvoerbaar en efficiënter is. Maatwerk per sector zou wel eens de oplossing kunnen zijn.

In zijn brief aan de Tweede Kamer laat Koolmees namelijk doorschemeren dat er één manier is die aan beide genoemde voorwaarden voldoet: de werkgevers en de bonden laten leveren. Daarvoor zijn dan wel structurele belastingvrijstellingen nodig die het voor sociale partners betaalbaar maken gepaste vroegpensioenregelingen af te spreken. Voor de politiesector zou dan de huidige tijdelijke vroegpensioenregeling tot 2025 (RVU) structureel kunnen worden.

De conclusie van Koolmees over een nieuwe VUT is gebaseerd op de uitkomsten van een onderzoek door zijn eigen ministerie, het afgelopen jaar uitgevoerd in nauwe samenwerking met deskundigen namens de werkgevers en de vakbonden. Eén van de hoofddoelen in het landelijk pensioenakkoord van juli 2019 is de herinvoering van sociale voorzieningen waardoor mensen met zware beroepen (en vaak lage inkomens) eerder kunnen stoppen met werken dan op hun inmiddels flink verhoogde AOW- en pensioengerechtigde leeftijd.

Afgesproken is voor huidige zestigplussers vervroegd stoppen mogelijk te maken door twee tijdelijke maatregelen met een looptijd tot en met 2025. Ten eerste het langzamer laten stijgen van de AOW-gerechtigde leeftijd. Ten tweede het invoeren van een belastingvrijstelling waardoor het voor sociale partners betaalbaar wordt om huidige zestigplussers drie jaar eerder met werken te laten stoppen met behoud van een redelijk inkomen. De werkgever en de bonden hebben die fiscale ruimte vorig jaar meteen benut om voor de politiesector een Regeling Vervroegde Uittreding (RVU) af te spreken.

Naast deze tijdelijke maatregelen is in het pensioenakkoord vastgelegd dat vanaf 2026 voldoende structurele maatregelen van kracht moeten zijn om te zorgen dat mensen met zware beroepen ‘op tijd’ kunnen stoppen met werken. Over één concrete maatregel waren alle partijen het snel eens: het verhogen van de fiscale vrijstelling voor verlofsparen van 50 naar 100 weken. Wordt deze optie optimaal benut, dan kunnen werknemers ruim twee jaar voor hun AOW-leeftijd stoppen met werken.

Sociale voorzieningenTijdelijke maatregelenVerlofsparen

Dit bericht is gepost in Nieuws. Bookmark de link.