25 april 2018

Verlofspaarplan LFU

Alles wat je wilt weten in zeven handige hoofdstukken

JAARLIJKS 53,8 UUR EXTRA VERLOF

  • Politiemedewerkers met een volledig dienstverband van 36 uur bouwen jaarlijks 53,8 uur extra verlof op. Bij een dienstverband van minder dan 36 uur per week ontvang je jaarlijks evenredig minder levensfase-uren. Werk je meer dan 36 uur per week, dan blijft het aantal toegekende uren 53,8. Heb je twee aanstellingen, dan heb je per aanstelling een aanspraak naar evenredigheid, maar in totaal wordt je aanspraak nooit meer dan 53,8 uur per jaar.
  • Voor de toekenning maakt het niet uit wat voor soort werk je doet binnen het korps: executief of niet-executief. Wie hetzelfde dienstverband heeft, krijgt hetzelfde aantal LFU-uren.
  • De jaarlijkse toekenning door de werkgever is voorlopig de enige manier waarop je LFU-budget wordt aangevuld. De bonden willen graag meer vrijheid voor het inbrengen van bijvoorbeeld overuren in de LFU en zullen dit tijdens de CAO-onderhandelingen op tafel leggen. Zolang hierover geen afspraken zijn gemaakt wordt het LFU-budget met maximaal 53,8 uur extra verlof per jaar aangevuld .
  • Belangrijk om te weten: de LFU-regeling heeft als uitgangspunt dat het extra verlof belastingvrij bij elkaar wordt gespaard. Daar zit een wettelijke begrenzing aan: volgens de Wet op de Loonbelasting 1964 mag een werknemer maximaal 50 weken verlof onbelast opbouwen. Om te voorkomen dat het korps fiscale boetes krijgt opgelegd – die de regeling enorm duur zouden maken – mag dus de verlofreserve van een politiemedewerker – dat is zijn nog niet opgenomen gewone verlof plus zijn nog niet opgenomen LFU-verlof – nooit meer zijn dan 50 weken. Bij een aanstelling van 36 uur of meer komt dat neer op maximaal 1.800 verlofuren. Werk je 24 uur, dan mag je maximaal 1.200 verlofuren belastingvrij bij elkaar sparen. Dit wordt jaarlijks op 31 december getoetst.
  • Over het aantal opgebouwde levensfase-uren ontvang je geen rente. De LFU-regeling levert immers geen aanspraak op geld op, maar een aanspraak op tijd. Wel stijgt de waarde van je levensfase-uren in de loop der jaren mee met je uurloon. Als dat stijgt door algemene salarisverhogingen en/of loopbaanstappen is vervolgens uiteraard ook elk opgebouwd extra verlofuur meer waard op het moment dat je het (volledig doorbetaald) opneemt.

OPNEMEN NAAR BEHOEFTE

  • Politiemedewerkers mogen op elk gewenst moment levensfase-uren opnemen, mits de dienst dat toelaat. Dat laatste dient te worden vastgesteld in overleg met de leidinggevende. De aanvraagprocedure – bijvoorbeeld de termijn waarop een aanvraag moet worden ingediend – wordt nog uitgewerkt. Bij de invoering van de regeling Levensfase-uren volgt hierover nadere informatie.
  • Bij het opnemen maakt het niet uit wanneer levensfase-uren zijn opgebouwd en wanneer ze worden benut. Het verschil in uurloon bij de toekenning en bij het opnemen (in de regel is het uurloon dan hoger) speelt geen rol. Een eenmaal toegekend uur blijft altijd een uur in tijd waard.
  • Tijdens het opnemen van levensfase-uren gaan je opbouw en uitbetaling van vakantiegeld en eindejaarsuitkering gewoon door.
  • Je kunt LFU-verlof gedurende een langere periode opnemen, maar ook flexibel, bijvoorbeeld één dag per week. Ook is het in principe mogelijk levensfase-uren op te nemen in combinatie met het opnemen van een levenslooptegoed. Dit laatste kan moet dan wel gebeurd zijn voor de definitieve vervaldatum van de levensloopregeling (1 januari 2022).

UITBETALING

  • De levensfase-uren kunnen niet worden omgezet in geld. Op deze regel zijn twee uitzonderingen voorzien. Bij ontslag wordt 50 procent van je LFU-saldo uitbetaald, op basis van je dan geldende bruto-uurloon. Wel geldt als uitgangspunt dat voor de ontslagdatum zo veel mogelijk levensfase-uren opgenomen zijn. Deze regeling geldt niet als je met pensioen gaat; dan word je geacht je LFU-saldo (direct) voorafgaand aan je pensioen op te nemen.
  • Bij overlijden wordt het gehele opgebouwde verlofsaldo aan nabestaanden in geld uitgekeerd.

DEELNAME

  • De LFU-regeling gaat automatisch gelden voor medewerkers die sinds 1 juli 2018 bij de politie in dienst zijn getreden. Voor aspiranten treedt de regeling echter pas in werking vanaf het tweede studiejaar – als ze ook echt op de werkvloer komen.
  • Daarnaast vallen ook alle medewerkers die op 1 juli 2018 45 jaar of jonger waren automatisch onder de regeling. Deze verplichte deelname was aanvankelijk niet voorzien, maar blijkt toch wenselijk om te voorkomen dat nog veertig jaar lang twee stelsels naast elkaar blijven bestaan. Dat geeft na verloop van tijd veel kans op fouten in de uitvoering.
  • Politiemedewerkers die op 1 juli 2018 46 tot en met 54 jaar oud waren vallen in principe ook onder de regeling, tenzij ze vooraf laten weten dat ze dat niet willen (over de procedure daarvoor worden ze door de werkgever tijdig geïnformeerd). De kernvraag daarbij is of ze vanaf 1 juli 2018 nog voldoende LFU-saldo kunnen opbouwen om serieus van de regeling te profiteren. Dat is een persoonlijke beslissing, die grotendeels van de individuele situatie zal afhangen.
  • Politiemedewerkers die 55 jaar of ouder waren op 1 juli 2018 vallen niet onder de nieuwe regeling. Daar staan twee dingen tegenover. Ten eerste hebben de huidige 55-plussers (veel) meer financieel profijt gehad van de levensloopuitkeringen die de werkgever sinds 2006 heeft betaald, met name van de persoonsgebonden inhaal-Toelage Bezwarende Functie. Ten tweede houden zij aanspraak op alle bestaande voorzieningen voor senioren, zoals de RPU (Regeling partieel uittreden), leeftijdsdagen, de algemene levenslooptoelage en de toelage bezwarende functie. Collega’s die in 2006 een aanspraak op i-TBF hebben gekregen blijven deze ontvangen tot de eerste dag van de maand na de maand waarin ze 60 jaar zijn geworden.

 

STARTBUDGET

  • De huidige politiemedewerkers die vanaf 1 juli 2018 aan de LFU-regeling gaan deelnemen krijgen een individueel startbudget aan verlofuren toegekend. In hun geval betekent het omslaan van vier aanspraken op geld of tijd (in uiteenlopende perioden) naar één aanspraak op tijd (per dienstjaar) dat er nog wat te verrekenen valt om tot een eerlijke overgang te komen. Van de aanspraak op deeltijd-vroegpensioen (RPU) hebben deze collega’s bijvoorbeeld nog geen gebruik kunnen maken (pas mogelijk vanaf 55 jaar). Die moet dus in de tijd naar voren worden gehaald.
  • Bij de berekening van het startbudget wordt vastgesteld welke verlofaanspraken je volgens de LFU-regeling hebt op basis van het aantal dienstjaren en je leeftijd (inclusief dus de in verlofuren omgezette waarde van je RPU-aanspraak). Op de uitkomst wordt in mindering gebracht wat je al hebt ontvangen aan algemene levenslooptoelage en eventueel TBF (omgerekend naar de waarde in verlofuren) en wat je al hebt opgenomen aan leeftijdsdagen. Dat is niet zo rechttoe-rechtaan als het klinkt, want de TBF-aanspraak gold tot nu toe voor 25 executieve dienstjaren en wordt onder de LFU-regeling omgeslagen over een hele loopbaan. ATH-medewerkers hadden voorheen geen TBF-aanspraak; om in hun geval tot een eerlijk startbudget te komen wordt bij de berekening gedaan alsof dat wel zo was.

 

INRUIL ARBEIDSVOORWAARDEN

  • Politiemedewerkers die op basis van de LFU-regeling 53,8 extra verlofuren per jaar toegekend krijgen, raken in ruil daarvoor een aantal bestaande rechtspositionele voorzieningen kwijt. Ze krijgen als senioren geen leeftijdsdagen meer toegekend en kunnen dan ook geen gebruik meer maken van de huidige Regeling partiële uittreding (tien tot dertig procent uren minder werken tegen vijftig procent doorbetaling). Ook komen twee toelagen te vervallen: de algemene levensloopbijdrage (0,75 procent van het pensioengevend salaris) en de toelage bezwarende functie (1,8 procent van het pensioengevend salaris).
  • De extra verlofuren worden dus gedeeltelijk betaald met het geld dat de werkgever nu kwijt is voor het uitbetalen van de algemene levenslooptoelage en de toelage bezwarende functie (TBF). Maar zoals het woord toelage al aangeeft, zijn die uitkeringen geen onderdeel van het salaris. Ze zijn een extra bedrag dat wordt uitbetaald om een met de vakbonden afgesproken reden. In dit geval gaat het om twee toelagen die sinds 2006 aan het politiepersoneel worden uitbetaald om in te leggen in een belastingvrije levensloopspaarpot. De bedoeling was dat iedere diender op die manier op tijd voldoende extra pensioenkapitaal bijeen kon sparen om in combinatie met zijn ABP-pensioenvoorziening vanaf 60 jaar vervroegd met werken te kunnen stoppen.’ Dat kon vanaf 2006 niet langer op basis van de ABP-pensioenvoorziening alleen.
  • Deze door de politiek afgedwongen noodsprong (bijsparen via de levensloopregeling) bleek al snel een hoofdpijndossier. Om te beginnen koos tachtig procent van de collega’s ervoor de levenslooptoelagen niet te gebruiken als spaargeld. Voor de collega’s die het geld wel gebruikten als inleg voor extra vroegpensioenkapitaal had het kabinet Rutte-II in 2013 de onaangename mededeling dat het levensloopsparen vanaf 2022 werd afgeschaft.
  • Met andere woorden: zowel de algemene levenslooptoelage als de TBF zijn hun oorspronkelijke doel volledig kwijt. Het zou onrealistisch zijn om van de werkgever te verwachten dat hij deze toelagen desondanks automatisch blijft doorbetalen. Dat zou betekenen dat hij er uit eigen beweging een loonsverhoging van maakt en dat zit er echt niet in. Wat de NPB betreft is het een goede zaak dat we erin geslaagd zijn een andere besteding voor dit geld te vinden. Eentje die zowel het veilig en gezond werken van de medewerkers ten goede komt als de door de werkgever gewenste duurzame inzetbaarheid.
  • De overgang van de huidige regelingen naar het nieuwe stelsel gaat ‘waardeneutraal’. Dat wil zeggen: de totale waarde van de vier af te schaffen regelingen is net zo groot als de totale waarde van de nieuwe regeling. Als bonus vervalt voor de deelnemers aan de LFU-regeling de verplichting om jaarlijks één procent extra te werken. Deze afspraak tussen de werkgever en de bonden was in 2005 noodzakelijk om de politiek (het kabinet Balkenende-II) akkoord te laten gaan met de zeer kostbare vroegpensioen/levensloopregeling.

KOERSWIJZIGING PERSONEELSBELEID

  • NPB-voorzitter Jan Struijs is enthousiast over het bereikte resultaat. ‘Het gaat hier om een historische koerswijziging in het personeelsbeleid van de Nederlandse politie. Tot nu toe heeft de werkgever altijd zeer weinig aandacht gehad voor de fysieke en mentale belasting van politiemensen in de eerste twintig jaar van hun loopbaan. Twintigers en dertigers werden gewoon geacht ‘volle bak’ voor het werk te gaan en van tijd tot tijd langdurig op hun reserves te teren – ongeacht de gevolgen op lange termijn.’
  • Tot op de dag van vandaag gaat dat eigenlijk net zo lang door totdat politiemedewerkers last krijgen van allerlei blijvende slijtageproblemen – zowel lichamelijk als mentaal. Struijs: ‘Het gevolg van de huidige aanpak is dus dat oudere collega’s in veel gevallen op een of andere manier beschadigd zijn en daardoor minder goed inzetbaar dan zijzelf EN de werkgever zouden willen. Om daar een mouw aan te passen is tot nu toe steeds dezelfde soort oplossing gehanteerd: flink wat geld steken in maatregelen om senioren in de laatste fase van hun loopbaan te ontzien (parttime vroegpensioen bijvoorbeeld) of met een behoud van een fatsoenlijk inkomen voortijdig te laten uitstromen.’
  • Door de invoering van het verlofsparen krijgen politiemedewerkers vanaf het begin van hun loopbaan de (door de werkgever betaalde) mogelijkheid om zelf te bepalen wanneer ze extra verlof nodig hebben om hun gezin op te bouwen, te studeren of gewoon even geen politiewerk te doen. Struijs: ‘Op die manier hopen we te bereiken dat politiemedewerkers minder kans lopen onherstelbaar beschadigd of versleten te raken tijdens de eerste twintig jaar van hun loopbaan. Het ultieme doel is dat zoveel mogelijk collega’s ook daarna zo volledig mogelijk inzetbaar blijven – en natuurlijk dat ze al met al gewoon langer leuk leven.’
Meer over:
LFU