Statuten
Artikel 1
NAAM EN VESTIGINGSPLAATS
De naam van de vereniging is Nederlandse Politiebond. De officiële afkorting daarvan is de lettercombinatie NPB. De vereniging wordt in de statuten en het huishoudelijk reglement verder aangeduid als de bond.
De bond heeft haar zetel in Baarn.
Artikel 2
DOELEN
De bond is opgericht om de onderstaande doelen te realiseren.
a) Het behartigen van de belangen van zijn leden op het gebied van werk en inkomen in de ruimste zin van het woord – zowel op collectief als op individueel niveau.
b) Het bevorderen van de beroepsgerichte en algemene kennis (cultuur, techniek, wetenschap) waarover zijn leden beschikken.
c) Het bevorderen van het saamhorigheidsgevoel tussen zijn leden.
d) Het bevorderen van het saamhorigheidsgevoel tussen zijn leden en de overige politiemedewerkers.
e) Het versterken van het verantwoordelijkheidsgevoel van zijn leden voor de kwaliteit van de samenleving, af te meten aan het algemeen welzijn en het respect voor de principes van de democratische rechtsstaat.
f) Het bevorderen van de maatschappelijke waardering voor het politieambt.
g) Het bevorderen van de solidariteit tussen de leden van de bond en de leden van politiebonden in het buitenland.
—————
Artikel 3
GRONDSLAGEN
De bond opereert op basis van de volgende principiële uitgangspunten.
a) De gelijkwaardigheid van alle mensen: de bond behandelt iedereen hetzelfde, ongeacht godsdienst, levensovertuiging, ras, geslacht, seksuele voorkeur, nationaliteit, afkomst, burgerlijke staat, leeftijd of gezondheid.
b) Het recht van het individu op zelfbeschikking.
c) De grondrechten die in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens zijn vastgelegd als voorwaarden voor de ontplooiing van een mens als persoon en als sociaal wezen.
d) De beginselen van democratisch bestuur.
Artikel 4
MIDDELEN
Bij het realiseren van zijn doelen (genoemd in artikel 2 van de statuten) respecteert de bond de wettelijke kaders van de Nederlandse rechtsstaat. Dat geeft de bond de beschikking over de volgende middelen.
a) Het organiseren van personen die bij of ten behoeve van de Nederlandse politie werken (in de ruimste zin van het woord) of daar gedetacheerd zijn;
b) Het uitoefenen van politieke invloed door aansluiting bij de Federatie Nederlandse Vakvereniging (FNV), de Algemene Centrale voor Overheidspersoneel (ACOP) en internationale werknemersorganisaties;
c) Het samenwerken en/of overleggen met andere (nationale en internationale) werknemersorganisaties en met (organisaties van) werkgevers, overheden en overheidsinstellingen op sociaaleconomisch, cultureel en vaktechnisch terrein;
d) Het afspreken van zo gunstig mogelijke arbeidsvoorwaarden en werkomstandigheden voor de leden en het vastleggen daarvan in wetten, officiële besluiten, beschikkingen, (collectieve) overeenkomsten en andere voorschriften;
e) Het sturen van vertegenwoordigers naar commissies voor georganiseerd arbeidsvoorwaardenoverleg;
f) Het sturen van vertegenwoordigers naar andere soorten commissies en organen, instellingen of verenigingen als dat in het belang van de leden wordt geacht;
g) Het instellen van rechtsvorderingen tot het naleven van wetten, verordeningen, overeenkomsten en dergelijke ten gunste van de leden;
h) Het voeren van acties – regionaal, nationaal of internationaal;
i) Het verstrekken van adviezen, het verlenen van rechtsbijstand en het voeren van processen ter verdediging van de belangen van individuele leden (zoals bedoeld in artikel 7 van de statuten).
j) Het ondersteunen van de medezeggenschap die zijn leden kunnen realiseren via ondernemingsraden en overlegcommissies;
k) Het opzetten van en/of deelnemen in fondsen ten gunste van leden;
l) Het oprichten van, deelnemen in en samenwerken met rechtspersonen of het in stand houden van ondernemingen/instellingen ten gunste van de dienstverlening aan leden;
m) Het organiseren van scholing/cursussen en voorlichtingsactiviteiten voor de leden;
n) Het raadplegen van de leden – mondeling, schriftelijk of op een andere manier – over voorgenomen beleid van de bond;
o) Het beleggen van vergaderingen en andere bijeenkomsten;
p) Het informeren van de huidige en potentiële leden over de doelstellingen, inspanningen en prestaties van de bond en aanverwante zaken.
q) Het stelselmatig voeren van gesprekken met de politieke partijen en hun fracties in de Tweede Kamer over het politiebeleid van de regering.
r) Het meewerken aan journalistieke berichtgeving (kranten, radio- en televisieprogramma’s) over aspecten van het politiewerk en de (politieke) waardering daarvoor.
s) Alle andere wettige middelen die in overeenstemming zijn met de principiële grondslagen van de bond en kunnen bijdragen aan het realiseren van zijn doelen.
—————-
Artikel 5
GELDMIDDELEN
1. De bond heeft de volgende bronnen van inkomsten.
a) De contributie en eventuele andere bijdragen van de leden;
b) De rendementen op het vermogen van de bond;
c) Andere financiële baten.
2. De bond maakt per kalenderjaar een financieel jaarverslag en een jaarrekening op.
3. Het financiële verslag en de administratieve verantwoording daarvan worden gecontroleerd door een registeraccountant – aangewezen door de bondsraad. Deze registeraccountant rapporteert zijn bevindingen schriftelijk aan de bondsraad.
Artikel 6
LID WORDEN
1. De volgende natuurlijke personen kunnen lid zijn van de bond.
a) Personen die bij de Nederlandse politie werken of daar gedetacheerd zijn;
b) Personen die bij de Nederlandse politie hebben gewerkt of daar gedetacheerd zijn geweest maar de dienst hebben verlaten met recht op een pensioen- of een ander soort uitkering;
c) Personen die bij de Nederlandse politie hebben gewerkt of daar gedetacheerd zijn geweest maar onvrijwillig werkloos zijn geworden zonder recht op een pensioen- of een ander soort uitkering;
d) Levenspartners van gestorven leden.
e) Personen die het hoofdbestuur hebben verzocht om toekenning van het lidmaatschap en daar een positieve reactie op hebben gekregen.
2. Uit hoofde van hun functie zijn lid van de bond
a) de bezoldigde hoofdbestuurders van de bond;
b) de eenheidsbestuurders van de bond.
3. Een aspirant-lid moet schriftelijk zijn belangstelling voor het lidmaatschap van de bond melden bij het hoofdbestuur. Het hoofdbestuur beslist of de betreffende persoon als lid wordt geaccepteerd.
4. Het lidmaatschap gaat vervolgens in op de eerste dag van de maand waarover voor het eerst contributie wordt betaald.
————————-
Artikel 7
AANSPRAKEN OP BASIS VAN HET LIDMAATSCHAP
1. Leden van de bond kunnen aanspraak maken op de volgende voorzieningen. Deze aanspraken gelden alleen als het lid heeft voldaan aan de verplichtingen die het lidmaatschap met zich meebrengen, waaronder het betalen van contributie (zoals bedoeld in artikel 8 van de statuten en artikel 4 van het huishoudelijk reglement).
a) gratis juridische bijstand door de bond of een geheel of gedeeltelijke vergoeding van de kosten van extern ingehuurde rechtshulp in zaken die verband houden met de rechtmatige uitoefening van de politiefunctie, met uitkeringen en pensioenen of met werkzaamheden ten behoeve van de bond.
Het hoofdbestuur legt voor de toekenning van deze rechtsbijstand algemene voorwaarden vast. In bijzondere gevallen kan de bondssecretaris besluiten daarvan ten gunste van een lid af te wijken.
b) het ontvangen van of digitale toegang krijgen tot informatie die de bond voor zijn leden heeft geproduceerd.
c) de dienstverlening en voordeelaanbiedingen die voortvloeien uit de aansluiting van de bond bij de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV).
d) de uitreiking van een NPB-insigne na een onafgebroken bondslidmaatschap van vijfentwintig (25) jaar (zilver), veertig (40) jaar (goud), vijftig (50) jaar (goud met robijn) of zestig (60) jaar (goud met briljant) en van een tinnen politiebeeldje na een onafgebroken bondslidmaatschap van zeventig (70) jaar. De onderscheidingen worden uitgereikt in het kalenderjaar waarin het jubileum plaatsvindt. De kosten zijn voor rekening van de afdeling van de bond waartoe de jubilaris behoort.
e) de uitreiking van een attentie ter gelegenheid van een vijfentwintig (25)-, veertig (40)-, vijftig (50)-, zestig (60)-, zeventig (70)- of vijfenzeventig (75)-jarig bondsjubileum. De kosten zijn voor rekening van de afdeling van de bond waartoe de jubilaris behoort.
2. Bij het vaststellen van de duur van iemands onafgebroken bondslidmaatschap (zoals bedoeld in lid 1.d en 1.e van dit artikel) tellen niet alleen de jaren mee dat hij lid is geweest van de NPB, maar ook de jaren dat hij voordien of tussentijds lid is geweest van andere bij de FNV aangesloten vakorganisaties.
3. De aanspraak op rechtsbijstand zoals omschreven in artikel 1.a vervalt als het lid op grond van de rechtspositieregeling voor het politiepersoneel een vergoeding voor rechtshulp kan claimen. Wil het lid toch gebruik maken van de juridische deskundigheid van de bond, dan wordt hij geacht de werkgeversvergoeding in haar geheel aan de bond over te maken. Hij moet dan vooraf in een ondertekende verklaring vastleggen dat hij daartoe bereid is.
4. De aanspraak op rechtsbijstand zoals omschreven in artikel 1.a. bestaat alleen voor kwesties die zijn ontstaan nadat het lidmaatschap van de bond officieel is toegekend. Dit voorbehoud maakt deel uit van de door het hoofdbestuur vastgelegde algemene voorwaarden voor de rechtshulp van de bond. In bijzondere gevallen kan de bondssecretaris besluiten van deze regel af te wijken.
5. Partners van gestorven leden die duurzaam met hen hebben samengeleefd en op basis van lid 1.d. van artikel 6 van de statuten aangesloten zijn bij de bond, hebben aanspraak op rechtskundige bijstand in verband met de volgende zaken:
a) de afwikkeling van het dienstverband van de overleden partner.
b) een nabestaandenuitkering van de overheid.
c) het nabestaandenpensioen.
d) het verkrijgen van een schadevergoeding voor de gevolgen van een werkgerelateerde aandoening of een dienstongeval van de overleden partner.
—————
Artikel 8
VERPLICHTINGEN OP BASIS VAN HET LIDMAATSCHAP
a) Leden worden geacht de statuten en reglementen van de bond te kennen en na te leven.
b) Leden worden geacht gehoor te geven aan besluiten van de bond en het bereiken van de doelen van de bond zo veel mogelijk te bevorderen.
c) Leden zijn verplicht de bond maandelijks een bedrag aan contributie te betalen. Het congres stelt vast (op voorstel van het hoofdbestuur) op welke manieren de contributie betaald kan worden en binnen welke termijn dat moet gebeuren. Ook veranderingen in de hoogte van de contributie worden (op voorstel van het hoofdbestuur) vastgesteld door het congres of – tussen twee congressen in – door de bondsraad (overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van het huishoudelijk reglement).
Artikel 9
BEËINDIGING LIDMAATSCHAP
1. Een lidmaatschap eindigt door:
a) het overlijden van het lid;
b) een opzegging door het lid;
c) een opzegging door de bond;
d) een ontzetting uit het lidmaatschap door de bond.
2. Een lid dat wil opzeggen moet zijn besluit schriftelijk melden aan het hoofdbestuur. Zijn lidmaatschap eindigt na het verstrijken van de twee (2) kalendermaanden die volgen op de kalendermaand waarin de opzegging is ontvangen OF met onmiddellijke ingang als het gezien de oorzaak van de opzegging onredelijk zou zijn om het lid aan deze opzegtermijn te houden.
3. Het opzeggen van een lidmaatschap door de bond is een besluit van het hoofdbestuur. Die moet het besluit schriftelijk aan het betreffende lid melden inclusief de reden(en) van opzegging, welke reden(en) kunnen zijn:
a) een lid voldoet niet of niet meer aan de vereisten voor het lidmaatschap.
b) een lid heeft een achterstand van minstens drie (3) maanden bij het betalen van de contributie of is andere financiële verplichtingen jegens de bond niet nagekomen.
c) er is een situatie ontstaan waarin het onredelijk zou zijn om van de bond te verlangen dat het lidmaatschap blijft voortduren.
Een opzegging van een lidmaatschap door de bond gaat in vanaf de derde dag na de dag waarop het hoofdbestuur het betreffende lid een schriftelijk besluit tot opzegging heeft toegestuurd. Lid 5 van dit artikel is van toepassing.
4. Het ontzetten van een lid uit zijn lidmaatschap is een besluit van het hoofdbestuur. Dat geldt ook voor een weigering om een persoon als lid van de bond te accepteren. Deze besluiten moeten schriftelijk aan het betreffende lid gemeld worden, inclusief de reden(en) van ontzetting of weigering, welke reden(en) kunnen zijn:
a) het lid of aspirant-lid heeft een of meer bepalingen in de statuten, het huishoudelijk reglement of andere reglementen van de bond overtreden, terwijl redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze bepalingen hem bekend waren;
b) het lid of aspirant-lid heeft dingen gedaan of nagelaten die de belangen van de bond kunnen schaden of gehandeld in strijd met een besluit van (een orgaan van) de bond;
c) het lid of aspirant-lid heeft de bond op onredelijke wijze benadeelt, hetgeen in ieder geval wordt geacht aanwezig te zijn in de volgende gevallen:
– het lid of aspirant-lid is lid (geworden) of heeft zich bekend als aanhanger van een organisatie die discrimineert of aanzet tot discriminatie op grond van godsdienst, levensovertuiging, ras, geslacht, seksuele voorkeur, nationaliteit, afkomst, burgerlijke staat, leeftijd of gezondheid;
– het lid of aspirant-lid heeft zich racistisch of discriminerend uitgelaten – in welke vorm dan ook;
– het lid of aspirant-lid heeft racistisch of discriminerend materiaal verspreid.
Op beide soorten besluiten (het ontzetten uit en het weigeren van een lidmaatschap) is lid 5 van dit artikel van toepassing.
5. Een lid of aspirant-lid heeft na de ontvangst van een voorgenomen besluit van het hoofdbestuur om zijn lidmaatschap van de bond op te zeggen, hem uit het lidmaatschap te ontzetten of hem een lidmaatschap te weigeren zes (6) weken de tijd om een verweerschrift in te sturen. Deze termijn geldt vanaf de dagtekening van het voorgenomen besluit.
Het hoofdbestuur moet na ontvangst van een verweerschrift binnen zes (6) weken een nieuw besluit nemen en dit schriftelijk aan het lid of aspirant-lid melden, inclusief de reden(en).
Het lid of aspirant-lid heeft daarna zes (6) weken de tijd om tegen de definitieve beslissing van het hoofdbestuur schriftelijk in beroep te gaan bij de bondsraad (overeenkomstig het bepaalde in artikel 21 van het huishoudelijk reglement). Deze termijn geldt vanaf de dagtekening van het heroverwogen besluit.
6. Vanaf het versturen van een voorgenomen bestuursbesluit om een lidmaatschap te beëindigen is dat lidmaatschap geschorst. Die schorsing blijft van kracht tijdens het doorlopen van de hierboven beschreven verweer- en beroepsprocedures.
7. Het lidmaatschap van een hoofdbestuurder beëindigen kan alleen door een besluit van de bondsraad. Na ontvangst van het voorgenomen besluit tot opzegging van zijn lidmaatschap of ontzetting uit zijn lidmaatschap heeft de hoofdbestuurder zes (6) weken de tijd om een verweerschrift in te dienen bij de bondsraad. Handhaaft de bondsraad zijn besluit, dan staat daartegen geen beroepsmogelijkheid meer open.
8. Over het beëindigen van iemands lidmaatschap van de bond wordt de betreffende afdeling in alle gevallen zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
9. Een lidmaatschap dat door het bestuur is stopgezet vanwege contributieachterstand kan op twee (2) manieren weer geactiveerd worden als het voormalige lid daartoe een verzoek indient bij het hoofdbestuur.
a) De oorspronkelijke inschrijfdatum wordt vervangen door een datum die maximaal zes (6) maanden later ligt. Het lid betaalt de bond het volledige bedrag aan achterstallige contributie dat na deze verschuiving nog resteert. Een dergelijke kwijtschelding is per lidmaatschap slechts één keer mogelijk.
b) De oorspronkelijke inschrijfdatum blijft gelijk en het lid betaalt de bond het volledige bedrag aan achterstallige contributie.
Artikel 10
KADERLEDEN
1. Kaderleden zijn leden die binnen de bond, namens de bond of op voordracht van de bond een of meer functies vervullen of activiteiten verrichten.
2. Leden mogen voor werkzaamheden die verband houden met de bond geen beloning aanvaarden, tenzij het hoofdbestuur daarvoor toestemming heeft gegeven.
3. In het huishoudelijk reglement wordt vastgelegd welke functies binnen de bond, namens de bond of op voordracht van de bond een lid niet tegelijkertijd kan vervullen.
————————-
Artikel 11
ORGANEN VAN DE BOND
De bond kent zes (6) organen, die geen van allen rechtspersoonlijkheid bezitten.
a) Het ledencongres.
b) De bondsraad.
c) Het hoofdbestuur.
d) Het dagelijks bestuur.
e) Adviesorganen.
f) Afdelingen.
Artikel 12
LEDENCONGRES
1. Het ledencongres is de hoogste macht binnen de bond. Dat wil zeggen dat aan een ledencongres alle bevoegdheden toekomen die niet door de wet of deze statuten aan andere bondsorganen zijn toegekend.
2. De besluiten van een ledencongres zijn bindend voor alle bondsorganen.
————————
Artikel 13
SAMENSTELLING LEDENCONGRES
1. Elke afdeling van de bond is gerechtigd vier (4) leden uit de eigen achterban met stemrecht af te vaardigen naar een ledencongres. Heeft een afdeling meer dan duizend (1.000) leden, dan mag ze voor elke tweehonderdvijftig (250) leden boven de duizend (1.000) een extra afgevaardigde met stemrecht naar het ledencongres sturen. De peildatum voor het vaststellen van het aantal leden per afdeling is 1 januari van het jaar waarin het ledencongres plaatsvindt.
2. Naast de afgevaardigden met stemrecht hebben de volgende personen toegang tot een ledencongres:
a) de onbezoldigde leden van het hoofdbestuur.
b) de bezoldigde bestuurders van de bond.
c) twee leden van elk adviesorgaan.
d) de leden van de bondsraad.
e) de ereleden van de bond.
f) personen die het hoofdbestuur daartoe heeft uitgenodigd.
———————–
Artikel 14
BIJEENKOMSTEN LEDENCONGRES
1. De bond organiseert eens per jaar een ledencongres.
2. Een ledencongres duurt hooguit twee (2) dagen. Op grond van bijzondere omstandigheden kan het hoofdbestuur besluiten een ledencongres te verlengen.
3. De definitieve agenda, datum, tijd en plaats van een ledencongres worden minstens vier (4) weken voor de bijeenkomst bekend gemaakt (bevestigd) via de gebruikelijke communicatiekanalen.
Daarnaast wordt deze informatie toegestuurd aan de afdelingsbesturen en de leden van de bondsraad.
4. Het hoofdbestuur bepaalt per ledencongres wie de bijeenkomst leidt. Het leiden van een ledencongres kan worden gedaan door:
a) de bondsvoorzitter.
b) een ander lid van het hoofdbestuur.
c) een technisch voorzitter die geen lid is van het hoofdbestuur.
5. Aan de beraadslagingen op een ledencongres kunnen de volgende personen deelnemen:
a) de afgevaardigden.
b) de leden van het hoofdbestuur.
c) de leden van de bondsraad.
d) de vertegenwoordigers van de adviesorganen.
6. Aan de stemrondes tijdens een ledencongres doen alleen de afgevaardigden mee.
7. Het hoofdbestuur is bevoegd buitengewone ledencongressen bijeen te roepen.
8. Het hoofdbestuur is verplicht een buitengewoon ledencongres bijeen te roepen als daartoe een gezamenlijk schriftelijk verzoek is binnengekomen van twee (2) of meer afdelingen die bij elkaar minstens tien procent (10%) van de stemmen in het ledencongres vertegenwoordigen (berekend zoals bepaald in lid 4 van artikel 15 van de statuten).
—————————–
Artikel 15
AFGEVAARDIGDEN LEDENCONGRES
1. Elke afdeling kiest tijdens een ledenvergadering haar afgevaardigden met stemrecht naar een ledencongres.
2. De afgevaardigden met stemrecht naar een ledencongres worden gekozen uit een lijst met kandidaten die zijn voorgedragen door:
a) het afdelingsbestuur;
b) een lid van de afdeling, mits ondersteund door minstens twee (2) andere leden van de afdeling.
3. Afgevaardigden moeten voor de opening van het ledencongres ter plekke hun (stem)bevoegdheid als afdelingsvertegenwoordiger aantonen. Dat gebeurt door het overleggen van een verklaring van de afdeling door wie ze zijn afgevaardigd. Deze verklaring bestaat uit een ingevulde versie van een door het hoofdbestuur vastgesteld en verstrekt formulier.
4. Het aantal stemmen dat de afgevaardigden van een afdeling tijdens een congres uitbrengen is gelijk aan het aantal leden van de afdeling op 1 januari van het jaar waarin het congres wordt gehouden.
5. Heeft een afdeling meerdere afgevaardigden naar een congres gestuurd, dan krijgt ieder van hen een evenredig deel van het aantal stemmen waar de afdeling recht op heeft. Eventuele reststemmen worden een (1) voor een (1) toegekend aan deze congresgangers, in de volgorde waarin ze op de lijst met afgevaardigden staan die door de afdeling is aangeleverd.
6. Aan de afgevaardigden met stemrecht worden geen bindende mandaten opgedragen bij de verkiezingen en de besluitvorming op het congres. Het is de bedoeling dat ze over voorstellen en kandidaten zelf hun standpunt of oordeel bepalen, mede op basis van de besprekingen op het congres.
Artikel 16
BEVOEGDHEDEN LEDENCONGRES
Het ledencongres heeft de volgende bevoegdheden:
a) het bespreken en beoordelen van het gevoerde algemene beleid van het hoofdbestuur;
b) het bespreken en beoordelen van het gevoerde financieel beleid van het hoofdbestuur;
c) het bekrachtigen van de benoeming van de onbezoldigde leden van het hoofdbestuur. Zij worden benoemd op basis van verkiezingen in de afdelingen (overeenkomstig het bepaalde in artikel 25 van de statuten);
d) het benoemen van de bezoldigde leden van het hoofdbestuur: de bondsvoorzitter, de bondssecretaris, de bondspenningmeester. Zij worden in functie benoemd op basis van een bindende voordracht van één (1) persoon (overeenkomstig het bepaalde in artikel 26 van de statuten). Besluit een congres een bindende voordracht te accepteren, dan is de benoeming een feit. Een bindende voordracht kan slechts worden opgeheven met een meerderheid van minstens twee derde (2/3e) van de stemmen;
e) het behandelen van voorstellen van het hoofdbestuur;
f) het behandelen van voorstellen van afdelingen, adviesorganen en individuele leden;
g) het wijzigen van de statuten en het huishoudelijk reglement;
h) het vaststellen van de uitgangspunten voor het beleid op middellange en lange termijn;
i) het ontslaan van leden van het hoofdbestuur;
j) het aangaan van een fusie;
k) het ontbinden van de bond.
———————————–
Artikel 17
STATUTENWIJZIGING, ONTBINDING, FUSIE
1. Het ledencongres kan besluiten de statuten van de bond te wijzigen, een fusie aan te gaan of de bond te ontbinden. Een voorstel daartoe moet dan worden aangenomen met een meerderheid van minstens twee derde (2/3e) van de geldig uitgebrachte stemmen. Ook moet bij de stemming over het voorstel minstens de helft van het mogelijke aantal afgevaardigden met stemrecht op het ledencongres aanwezig zijn.
2. Is bij een stemming over een voorstel tot statutenwijziging, fusie of ontbinding minder dan de helft van het mogelijke aantal afgevaardigden met stemrecht op het ledencongres aanwezig, dan wordt een nieuw ledencongres bijeengeroepen. Dat vindt niet eerder plaats dan vijftien (15) dagen na de eerste vergadering en niet later dan twee (2) maanden daarna.
Tijdens dit tweede ledencongres speelt het aantal aanwezige leden geen rol bij de stemming over een voorstel tot statutenwijziging, fusie of ontbinding. Krijgt dat voorstel tijdens het tweede ledencongres minstens twee derde (2/3e) van de geldig uitgebrachte stemmen, dan wordt het beschouwd als rechtsgeldig aangenomen.
3. Een statutenwijziging treedt pas in werking nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt. Tot het ondertekenen van een akte van statutenwijziging zijn twee (2) leden van het dagelijks bestuur bevoegd, onder wie in ieder geval de bondsvoorzitter, de bondssecretaris of de bondspenningmeester.
4. In geval van ontbinding van de vereniging bepaalt het ledencongres de bestemming van het overschot na het afhandelen van de lopende financiële verplichtingen van de bond (vereffening). Op dit besluit zijn lid 1 en lid 2 van dit artikel van overeenkomstige toepassing.
5. In geval van ontbinding verzorgt het hoofdbestuur het afhandelen van de lopende financiële verplichtingen van de bond (vereffening), tenzij het congres anders besluit.
6. In geval van ontbinding blijven tijdens het afhandelen van de lopende financiële verplichtingen van de bond (vereffening) de bepalingen in de statuten en het huishoudelijk reglement zoveel mogelijk van kracht.
Artikel 18
BONDSRAAD
1. Tussen twee (2) ledencongressen in houden de leden van de bond toezicht op het doen en laten van het hoofdbestuur via hun vertegenwoordigers in de bondsraad.
2. De bondsraad is niet alleen een toezichthoudend orgaan. Op bepaalde (statutair vastgelegde) beleidsterreinen heeft hij namens de leden ook, overeenkomstig het bepaalde in artikel 21 van de statuten, een duidelijke inhoudelijke invloed op de uitvoerende besluiten die tussen twee (2) ledencongressen in genomen moeten worden.
————————
Artikel 19
SAMENSTELLING BONDSRAAD
1. De bondsraad bestaat uit leden van de bond die door de afdelingen zijn afgevaardigd. Elke afdeling heeft het recht uit zijn achterban twee (2) leden en twee (2) plaatsvervangende leden voor de bondsraad te kiezen.
2. De zittingstermijn voor een lid van de bondsraad is vier (4) jaar. Zowel de vaste leden als de plaatsvervangers kunnen slechts één keer worden herkozen voor een direct aansluitende zittingsperiode. De zittingstermijnen worden geteld vanaf een januari tweeduizend vijftien (01-01-2015).
3. Geeft een lid voor het einde van een zittingstermijn zijn zetel in de bondsraad op, dan verkiest de afdeling die hem had afgevaardigd tussentijds een opvolger. Het mandaat van deze opvolger loopt in dat geval tot het einde van de zittingsperiode van zijn voorganger. Wordt de opvolger daarna herkozen voor een volledige zittingstermijn, dan geldt die als zijn eerste bondsraadperiode. Hij behoudt dan dus de aanspraak op een direct aansluitende tweede volledige zittingstermijn zoals geregeld in lid 2 van dit artikel.
4. Een plaatsvervangend lid is bevoegd om namens de afgevaardigde die hij vervangt bij vergaderingen van de bondsraad aanwezig te zijn en aan stemrondes mee te doen.
5. De leden van de bond kunnen in een beveiligde omgeving op internet een actueel overzicht vinden van hun vertegenwoordigers in de bondsraad.
———————–
Artikel 20
BIJEENKOMSTEN BONDSRAAD
1. De bondsraad komt minstens tweemaal per jaar bijeen op een door het hoofdbestuur vastgestelde datum, tijd en plaats.
2. Een extra bijeenkomst wordt belegd als minstens tien procent (10%) van het aantal leden van de bondsraad het hoofdbestuur daarom schriftelijk verzoekt. In dat verzoek moet dan ook staan welke onderwerpen tijdens de vergadering behandeld dienen te worden.
Het hoofdbestuur heeft na het ontvangen van zo’n verzoek veertien (14) dagen de tijd om een extra vergadering van de bondsraad uit te schrijven. De daarvoor gekozen datum mag niet later zijn dan vier (4) weken na de ontvangst van het verzoek. Blijft het hoofdbestuur in gebreke, dan zijn de verzoekers bevoegd de bijeenkomst zelf uit te schrijven.
3. Tijdens zijn eerste bijeenkomst na een ledencongres kiest de bondsraad een lid van de bond als voorzitter. Dat hoeft niet per se een lid van de bondsraad te zijn. Vereist is wel dat hij geen deel uitmaakt van het hoofdbestuur. Ook kiest de bondsraad tijdens die eerste vergadering een plaatsvervangend voorzitter. Dat moet wel een lid van de bondsraad zijn.
4. De bondssecretaris fungeert als secretaris van de bondsraad.
5. De relevante stukken voor een bijeenkomst van de bondsraad – waaronder de uitnodiging – worden twee (2) weken van te voren naar de leden van de bondsraad gestuurd. Deze termijn kan met een (1) week worden verkort als naar het oordeel van het hoofdbestuur bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.
6. Tijdens stemrondes van de bondsraad is het aantal stemmen van een afdeling gelijk aan het aantal leden van de afdeling op 1 januari van het lopende jaar. De twee (2) afgevaardigden van een afdeling brengen elk de helft van dat aantal stemmen uit. Een eventuele reststem wordt aan een (1) van de twee (2) toebedeeld op grond van de alfabetische volgorde van hun namen op de presentielijst.
7. Een lid van de bondsraad stemt persoonlijk, zonder bindend mandaat. Is een lid verhinderd, dan kan hij niet iemand anders sturen en die de door hem gewenste stem laten uitbrengen.
8. Elk adviesorgaan binnen de bond heeft het recht om twee (2) van zijn leden de vergaderingen van de bondsraad te laten bijwonen en daar het woord te voeren.
9. Ook de leden van het hoofdbestuur hebben het recht om de vergaderingen van de bondsraad bij te wonen en daar het woord te voeren.
10. Op verzoek van een afdeling kunnen maximaal drie (3) leden van de bond een vergadering van de bondsraad bijwonen als inspreker. De voorzitter van de bondsraad moet daar vooraf mee hebben ingestemd. De insprekers hebben geen stemrecht.
Artikel 21
BEVOEGDHEDEN BONDSRAAD
De bondsraad heeft de volgende bevoegdheden:
a) het vaststellen van de jaarlijkse begroting van de bond (op voorstel van het hoofdbestuur).
b) het vaststellen van veranderingen in de contributie van de leden (op voorstel van het hoofdbestuur).
c) het vaststellen van het algemene jaarverslag en het financiële verslag van de bond (op voorstel van het hoofdbestuur).
d) het adviseren van het hoofdbestuur over zaken die voor de vereniging belangrijk zijn.
e) het vaststellen van de inzet bij onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden (op voorstel van het hoofdbestuur).
f) het beoordelen van het resultaat van onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden.
g) het controleren van de voortgang bij de uitvoering van congresbesluiten.
h) het beslissen over beroepszaken die door leden aan de bondsraad zijn voorgelegd.
i) het al dan niet instemmen met een voorgenomen besluit van het hoofdbestuur om een hoofdbestuurder te schorsen.
j) het sturen van drie (3) afgevaardigden naar de kandidaatstellingscommissie die bij het ontstaan van een of meer vacatures voor een bezoldigd hoofdbestuurder wordt ingesteld om geschikte kandidaten aan het hoofdbestuur voor te dragen (overeenkomstig het bepaalde in artikel 26 van de statuten). De afgevaardigden moeten afkomstig zijn uit drie (3) verschillende afdelingen.
k) het bekrachtigen van de benoeming van een onbezoldigde hoofdbestuurder als er tussen twee (2) ledencongressen in een vacature op dat gebied is ontstaan en de betreffende afdeling een opvolger heeft voorgedragen (al dan niet via nieuwe verkiezingen – overeenkomstig het bepaalde in artikel 25 van de statuten).
l) het benoemen van een nieuwe bondssecretaris of bondspenningmeester tussen twee (2) ledencongressen in. Zij worden in functie benoemd op basis van een bindende voordracht van één (1) persoon (overeenkomstig het bepaalde in artikel 26 van de statuten). Besluit de bondsraad een bindende voordracht te accepteren, dan is de benoeming een feit. Een bindende voordracht kan slechts worden opgeheven met een meerderheid van minstens twee derde (2/3e) van de stemmen.
m) het concluderen dat een meerderheid van het hoofdbestuur dient te worden ontslagen. In dat geval roept het hoofdbestuur op initiatief van de bondsraad binnen drie (3) maanden een ledencongres bijeen
n) het aanwijzen van de externe registeraccountant die wordt ingeschakeld voor het controleren van de jaarstukken van de bond;
o) het benoemen van de leden van de beroepscommissie van de bondsraad (zoals bedoeld in artikel 22 van de statuten) en andere door de bondsraad gewenste commissies.
———————————-
Artikel 22
BEROEPSCOMMISSIE BONDSRAAD
1. Tijdens zijn eerste vergadering na een ledencongres stelt de bondsraad een beroepscommissie samen, bestaande uit vijf (5) van zijn leden.
2. Deze commissie houdt zich bezig met het voorbereiden van het definitieve oordeel van de bondsraad in geschillen tussen een individueel lid en het hoofdbestuur (zoals bedoeld in artikel 19, 20 en 21 van het huishoudelijk reglement).
3. De leden van de beroepscommissie worden benoemd voor vier (4) jaar. Een commissielid dat aantreedt na het tussentijds ontstaan van een vacature treedt af aan het einde van de zittingstermijn van zijn voorganger. Aftredende leden mogen zich direct herkiesbaar stellen.
4. De beroepscommissie werkt op basis van een door de bondsraad goedgekeurd reglement.
Artikel 23
HOOFDBESTUUR
1. Het hoofdbestuur geeft leiding aan de bond en beheert zijn vermogen.
2. Het hoofdbestuur is bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten ter verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen zoals panden en percelen. Ook is het hoofdbestuur bevoegd contracten te sluiten waarbij de bond zich verbindt als borg, hoofdelijk medeschuldenaar of zekerheidsstelling voor een schuld van een ander.
3. Het hoofdbestuur vertegenwoordigt de bond in en buiten rechte. Dat geldt voor het hoofdbestuur in zijn geheel, maar ook voor combinaties van twee (2) leden daarvan, waarbij een (1) van de twee (2) dan in ieder geval óf de bondsvoorzitter óf de bondssecretaris óf de bondspenningmeester moet zijn.
4. Het hoofdbestuur beslist over het oprichten, samenvoegen en opheffen van afdelingen. De besluiten op dit gebied worden genomen na overleg met de betreffende leden.
5. Het hoofdbestuur legt aan het congres verantwoording af over het gevoerde beleid.
6. De leden van het hoofdbestuur hebben het recht de vergaderingen van alle organen van de bond (zoals genoemd in artikel 11 van de statuten) bij te wonen.
—————
Artikel 24
SAMENSTELLING HOOFDBESTUUR
1. Het hoofdbestuur bestaat uit drie (3) bezoldigde bestuurders (bondsvoorzitter, bondssecretaris en bondspenningmeester) en evenveel onbezoldigde bestuurders als de bond afdelingen heeft.
2. Elke afdeling van de bond heeft recht op een eigen (onbezoldigde) vertegenwoordiger in het hoofdbestuur, gekozen door de leden van de afdeling (overeenkomstig het bepaalde in artikel 25 van de statuten).
3. De drie (3) bezoldigde hoofdbestuurders worden in functie benoemd uit de kandidaten die door de afdelingen en het hoofdbestuur zijn voorgedragen bij de landelijke kandidaatstellingscommissie (overeenkomstig het bepaalde in artikel 26 van de statuten).
4. De leden van het hoofdbestuur worden gekozen voor vier (4) jaar. Een lid dat wordt benoemd na het tussentijds ontstaan van een vacature treedt af aan het einde van de zittingstermijn van degene die hij opvolgt.
5. Aftredende hoofdbestuurders kunnen zich aan het einde van een zittingsperiode direct herkiesbaar stellen voor dezelfde functie. Voor onbezoldigde hoofdbestuurders geldt daarbij een maximum van één (1) aansluitende termijn. Na twee (2) volledige zittingsperiodes kan een onbezoldigd hoofdbestuurder zich dus niet meteen opnieuw verkiesbaar stellen. Een gedeeltelijke zittingsperiode als onbezoldigd hoofdbestuurder na een tussentijds ontstane vacature telt niet mee voor het maximum van twee (2) zittingsperiodes.
6. Op voorstel van de bondsraad kan het ledencongres in een individueel geval besluiten dat een uitzondering op lid 5 van dit artikel wordt toegestaan en een onbezoldigd hoofdbestuurder toch herkiesbaar kan zijn voor een derde volledige zittingstermijn op rij.
7. Een lid van het hoofdbestuur kan te allen tijde zelf ontslag nemen.
8. Het hoofdbestuur kan besluiten een van zijn leden te schorsen, al dan niet op aangeven van de afdeling die de hoofdbestuurder heeft afgevaardigd. Het schorsingsbesluit moet binnen zes (6) weken voor advies worden voorgelegd aan de algemene ledenvergadering van de betreffende afdeling. Ook moet de bondsraad met het besluit instemmen.
9. Tijdens het bestaan van vacatures blijft het hoofdbestuur een bevoegd college vormen.
10. Bij ontstentenis of belet van alle leden van het hoofdbestuur roepen de afdelingshoofden binnen de werkorganisatie van de bond zo spoedig mogelijk de bondsraad en de afdelingsvoorzitters bijeen voor spoedberaad. Tijdens deze bijeenkomst wordt besloten welke ledenvertegenwoordigers samen het dagelijks bestuur gaan waarnemen en wat daarbij hun praktische prioriteiten zijn.
Artikel 25
VERKIEZING ONBEZOLDIGDE HOOFDBESTUURDERS
1. Elke afdeling van de bond presenteert haar leden een (1) of meer collega’s die de onbezoldigde vertegenwoordiger van de afdeling in het hoofdbestuur willen worden.
Een afdeling kan alleen kandidaten voordragen die als lid van de bond bij haar zijn ingedeeld op basis van artikel 29 van de statuten.
Aan de voorgedragen collega’s wordt een bereidverklaring gevraagd.
2. De leden van de afdeling bepalen wie de onbezoldigde hoofdbestuurder namens hun afdeling wordt. De afdeling houdt daarover een digitale ledenraadpleging. Vervolgens vindt definitieve besluitvorming plaats op een ledenvergadering. Zowel de stemmen die de digitale ledenraadpleging heeft opgeleverd als de stemmen die op de ledenvergadering worden uitgebracht tellen dan mee. Daarbij ziet het afdelingsbestuur er scherp op toe dat elk lid
namens zichzelf niet meer dan één (1) stem uitbrengt.
3. Ontstaat tijdens de zittingstermijn van een hoofdbestuur een vacature voor een onbezoldigde bestuurder, dan wordt bekeken of de betreffende afdeling nog een beroep kan doen op een (1) of meer kandidaten die bij de vorige stemronde niet zijn gekozen.
Is dat het geval, dan kan van deze beschikbare kandidaten degene met de meeste stemmen bij de eerdere verkiezing zonder nieuwe stemronde tot het hoofdbestuur toetreden voor de resterende zittingsperiode.
Is dat niet het geval, dan wordt in de vacature voorzien overeenkomstig het eerste en tweede lid van dit artikel.
4. De benoeming van onbezoldigde hoofdbestuurders die in de aanloop naar een congres zijn verkozen wordt bekrachtigd door het congres. Ontstaat er tussen twee (2) congressen in een vacature, dan bekrachtigt de bondsraad de benoeming van de door de afdeling voorgedragen opvolger (al dan niet na verkiezingen – overeenkomstig het bepaalde in lid 3 van dit artikel).
Artikel 26
VERKIEZING BEZOLDIGDE HOOFDBESTUURDERS
1. Bij het ontstaan van een (1) of meer vacatures voor bezoldigde hoofdbestuurders benoemt de bond een kandidaatstellingscommissie, bestaande uit twee (2) leden van het hoofdbestuur en drie (3) leden van de bondsraad. De commissieleden vanuit de bondsraad moeten de leden van drie (3) verschillende afdelingen vertegenwoordigen.
2. De kandidaatstellingscommissie inventariseert de kandidaten en draagt bij voorkeur meerdere gekwalificeerde personen aan het hoofdbestuur voor.
3. Het hoofdbestuur draagt per functie één (1) kandidaat voor aan het ledencongres of – bij een vacature voor een bondssecretaris of bondspenningmeester tussen twee (2) ledencongressen in – aan de bondsraad. Een bondsvoorzitter kan alleen door een ledencongres worden benoemd.
4. Besluit het ledencongres of de bondsraad een bindende voordracht te accepteren, dan is de benoeming een feit. Een bindende voordracht kan slechts worden opgeheven met een meerderheid van minstens twee derde (2/3e) van de stemmen.
5. Besluit het ledencongres of de bondsraad een bindende voordracht op te heffen, dan wordt over de benoeming niet beslist tijdens dezelfde vergadering. Idealiter wordt de wervings- en selectieprocedure dan opnieuw doorlopen, bijvoorbeeld met extra kandidaten die om een of andere reden eerder niet in beeld waren.
————————–
Artikel 27
DAGELIJKS BESTUUR
1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de bondsvoorzitter, de bondssecretaris en de bondspenningmeester.
2. Het dagelijks bestuur heeft de volgende taken:
a) het bewaken van de uitvoering van besluiten van het congres, de bondsraad en het hoofdbestuur.
b) het voorbereiden van het beleid van de bond, ook op middellange en lange termijn.
c) het coördineren van het beleid van het hoofdbestuur.
d) andere taken die het hoofdbestuur aan het dagelijks bestuur delegeert.
Artikel 28
ADVIESORGANEN
1. Het hoofdbestuur kan besluiten een adviesorgaan in het leven te roepen ter ondersteuning van het beleid ten aanzien van een bepaalde groep politiemedewerkers.
2. Het instellingsbesluit van een adviesorgaan bevat in ieder geval het doel, het aantal leden en de wijze van samenstelling. Het aantal leden en de wijze van samenstelling van een adviesorgaan bepaalt het hoofdbestuur in overleg met de bondsraad.
3. In het huishoudelijk reglement worden de taken van een adviesorgaan nader uitgewerkt.
———————-
Artikel 29
AFDELINGEN
1. Voor elke eenheid binnen de Nationale Politie kent de bond een eigen afdeling.
2. Leden worden in eerste instantie ingedeeld bij de afdeling die overeenkomt met de politie-eenheid in hun aanstellingsbesluit.
3. Individuele leden kunnen het hoofdbestuur verzoeken om indeling bij een andere afdeling. Zo’n verzoek wordt automatisch gehonoreerd. Daarbij wijst het hoofdbestuur het lid er uitdrukkelijk op dat zijn actief en passief kiesrecht op medezeggenschapsgebied niet mee verandert. Dat blijft uitsluitend gelden voor de politie-eenheid in zijn aanstellingsbesluit.
Artikel 30
GELDIGHEID STEMMEN/UITKOMSTEN
1. Tijdens vergaderingen binnen de bond zijn drie (3) soorten uitgebrachte stemmen mogelijk:
a) de stemmen die aanwezige leden namens zichzelf uitbrengen;
b) de stemmen die aanwezige leden op basis van een volmacht namens anderen uitbrengen;
c) de stemmen die in de weken voor de vergadering zijn uitgebracht tijdens een digitale ledenraadpleging.
2. Stemmen bij volmacht is beperkt toegestaan: hooguit één (1) volmacht per persoon.
3. Ongeldige en blanco stemmen tellen bij de vaststelling van de uitslag niet mee.
4. Bij schriftelijke stemming zijn de volgende biljetten ongeldig:
a) onduidelijk of onjuist ingevulde biljetten;
b) biljetten met een stem op een persoon die op ongeldige wijze kandidaat is gesteld;
c) biljetten waarop meer personen staan aangegeven dan waarover kan worden gestemd;
d) bij het gebruik van door het hoofdbestuur verstrekte biljetten: de biljetten waarop door anderen dan het hoofdbestuur wijzigingen of toevoegingen zijn aangebracht;
e) in geval van herstemming: biljetten waarop personen staan vermeld die niet voor verkiezing of benoeming in aanmerking komen;
f) biljetten die ondertekend zijn ingeleverd.
5. Het ledencongres, de bondsraad, het hoofdbestuur en het dagelijks bestuur kunnen in een vergadering slechts rechtsgeldige besluiten nemen als de meerderheid van het aantal leden van het orgaan aanwezig is. Is het vereiste aantal – het zogenaamde quorum – niet aanwezig, dan moet het nemen van een besluit worden doorgeschoven naar de volgende bijeenkomst.
In die vergadering speelt bij de stemming over het betreffende onderwerp het aanwezige aantal leden dan geen rol. Uiteraard blijven de overige bepalingen in de statuten en het huishoudelijk reglement wel van kracht.
—————————-
Artikel 31
STEMMEN OVER BESLUITEN
1. Tijdens vergaderingen binnen de bond worden voorgestelde besluiten aangenomen als ze een volstrekte meerderheid van stemmen krijgen, tenzij de statuten een grotere meerderheid voorschrijven. Onder een volstrekte meerderheid van stemmen wordt verstaan: meer dan de helft van het aantal uitgebrachte stemmen.
2. Wordt er gestemd over een voorstel dat tijdens een vergadering mondeling is ingediend, dan is in eerste instantie het oordeel van de voorzitter van de vergadering over de uitslag van de stemming beslissend. Staken de stemmen, dan geldt het voorstel als verworpen. Wordt het oordeel van de voorzitter over de uitslag betwist, dan vindt een tweede stemronde plaats. De uitslag van de eerste stemming vervalt dan.
—————————–
Artikel 32
STEMMEN OVER PERSONEN
1. Als voor één (1) te vervullen plaats slechts één (1) kandidaat is gesteld zonder dat de statuten de bindende voordracht van slechts één (1) persoon voorschrijven, dan wordt de enige kandidaat als gekozen verklaard nadat de meerderheid van de ledenvergadering daarmee heeft ingestemd.
2. Als voor meerdere plaatsen van gelijke aard net zoveel kandidaten zijn gesteld als het aantal beschikbare plaatsen, dan worden deze kandidaten in één (1) keer als gekozen verklaard nadat de meerderheid van de ledenvergadering daarmee heeft ingestemd.
3. Er wordt gestemd als er meerdere kandidaten zijn voor één (1) te vervullen plaats.
4. Tijdens een vergadering wordt over de benoeming van personen schriftelijk of elektronisch gestemd. De voorzitter van de vergadering beslist over de wijze waarop wordt gestemd.
5. Bij een stemming over de benoeming van een persoon is een kandidaat gekozen als hij een volstrekte meerderheid heeft behaald: meer dan de helft van de uitgebrachte stemmen. Zijn er meer kandidaten met een volstrekte meerderheid van stemmen dan er vacatures zijn, dan geldt/gelden degene(n) met de meeste stemmen als benoemd.
6. Hebben bij een eerste stemming te weinig of helemaal geen kandidaten een volstrekte meerderheid van stemmen gekregen, dan vindt een tweede stemming plaats over de kandidaten die bij de eerste stemming niet zijn gekozen.
7. Levert ook die stemronde geen of onvoldoende meerderheden op, dan vindt een herstemming plaats over maximaal het dubbele aantal personen dat nog gekozen moet worden. De kandidaten waarover dan gestemd kan worden zijn degenen die bij de tweede stemming de meeste stemmen kregen.
8. Bij een herstemming gaat de benoeming naar de kandidaat die de meeste stemmen krijgt. Staken de stemmen, dan wordt er geloot om te bepalen wie er benoemd wordt.
Artikel 33
HUISHOUDELIJK REGLEMENT
1. Het ledencongres stelt een huishoudelijk reglement vast. Wijzigingen zijn vervolgens uitsluitend mogelijk op basis van nieuwe congresbesluiten.
2. Het huishoudelijk reglement mag niet in strijd zijn met de wet of de statuten van de bond.
—————
SLOTBEPALING
In gevallen waarin de wet, de statuten en het huishoudelijk reglement niet voorzien, beslist het hoofdbestuur.
Huishoudelijk reglement
Artikel 1
BEGRIPPEN
1. In dit reglement noemen we de vereniging Nederlandse Politiebond kortweg ‘de bond’.
2. In dit reglement noemen we de statuten van de bond kortweg ‘de statuten’.
3. In dit reglement bedoelen we met ‘kaderleden’ de leden van de bond die voldoen aan de definitie van dit begrip in artikel 10 van de statuten.
4. In dit reglement bedoelen we met ‘organen’ de organen van de bond zoals opgesomd in artikel 11 van de statuten.
Artikel 2
AANVRAAG EN TOEKENNING LIDMAATSCHAP
1. Toekenning van het lidmaatschap van de bond kan worden aangevraagd door het volledig invullen van een officieel (papieren of digitaal) aanmeldingsformulier van de bond en dat in te dienen bij het hoofdbestuur.
2. Wordt iemand als lid van de bond geaccepteerd, dan ontvangt hij een bewijs van lidmaatschap en een exemplaar van de statuten en het huishoudelijk reglement.
3. Leden worden geacht het hoofdbestuur zo spoedig mogelijk te informeren over veranderingen in de gegevens die via het aanmeldingsformulier aan de bond zijn verstrekt.
Artikel 3
BESCHERMING PERSOONSGEGEVENS
1. Het hoofdbestuur is verantwoordelijk voor de bewaking van de persoonlijke gegevens die de leden aan de bond hebben toevertrouwd.
2. Het hoofdbestuur stelt een privacyreglement op om aan bovengenoemde verantwoordelijkheid vorm en inhoud te geven.
3. Onderdeel van het bovengenoemde reglement is het voorschrift dat de bond persoonlijke gegevens van leden alleen aan derden verstrekt als dat praktisch noodzakelijk is voor het realiseren van de doelen van de bond.
Artikel 4
CONTRIBUTIEHEFFING
1. Leden zijn contributie verschuldigd in maandelijkse termijnen. De betalingsplicht begint in de maand dat het lidmaatschap ingaat en loopt door tot en met de laatste maand van de opzeggingstermijn.
2. Het maandelijks verschuldigde bedrag aan contributie is een percentage van het bruto salaris van een lid. Daarbij gelden een minimum- en een maximumbedrag, die beide worden vastgesteld (op voorstel van het hoofdbestuur) door het congres of – tussen twee (2) congressen in – door de bondsraad.
3. Het congres stelt vast (op voorstel van het hoofdbestuur) op welke manieren de contributie betaald kan worden en binnen welke termijn dat moet gebeuren. Ook veranderingen in de hoogte van de contributie worden (op voorstel van het hoofdbestuur) vastgesteld door het congres of – tussen twee (2) congressen in – door de bondsraad.
4. Stagnatie bij het innen van de contributie heft de betalingsplicht niet op.
a) Een lid voor wie het betalen van de verschuldigde contributie tijdelijk uiterst bezwaarlijk is geworden, kan het hoofdbestuur schriftelijk verzoeken om contributieverlaging. Het hoofdbestuur is bevoegd zo’n verzoek in te willigen en een lid tijdelijk toe te staan minder contributie te betalen.
b) Na ontvangst van een verzoek om tijdelijke contributieverlaging is het hoofdbestuur gerechtigd het lid om bewijsstukken van zijn financiële problemen te vragen. Mochten deze stukken aanleiding geven tot het besluit de contributieverlaging met terugwerkende kracht toe te kennen, dan geldt daarbij een termijn van maximaal zes (6) maanden.
Artikel 5
BENOEMING TOT ERELID
1. Het ledencongres kan besluiten een lid met buitengewone verdiensten voor de bond te onderscheiden met de benoeming tot erelid.
2. Het hoofdbestuur is als enige bevoegd kandidaten voor het erelidmaatschap bij het ledencongres voor te dragen.
—————-
Artikel 6
BENOEMING TOT LID VAN VERDIENSTE
1. Een afdelingsbestuur kan jaarlijks twee (2) leden van de bond bij het hoofdbestuur voordragen voor benoeming tot lid van verdienste.
2. Een kandidaat moet langdurig actief zijn geweest binnen de vereniging of zich in korte tijd op uitzonderlijke wijze verdienstelijk hebben gemaakt voor de bond.
3. Een afdelingsbestuur kan voor deze onderscheiding geen leden voordragen die nog actief zijn binnen datzelfde bestuur.
4. Een voorgedragen kandidaat wordt vooraf niet op de hoogte gebracht van zijn voordracht. Dit voorkomt dat leden onnodig beschadigd raken als er binnen het afdelingsbestuur of hoofdbestuur discussie ontstaat over de voordracht.
5. Het hoofdbestuur wijst een voordracht voor benoeming tot lid van verdienste alleen in uitzonderlijke gevallen af en motiveert dat besluit dan zorgvuldig.
6. De benoeming tot lid van verdienste vindt plaats tijdens een door de afdeling georganiseerde bijeenkomst, waarbij aan het lid een onderscheiding met bijbehorende oorkonde wordt uitgereikt.
Artikel 7
ORDE VAN VERGADERINGEN
1. Ordevoorstellen – voorstellen voor het aanpassen van de agenda of het verdere verloop van een vergadering – moeten bij de voorzitter worden ingediend.
a) De indiener krijgt de mogelijkheid om zijn ordevoorstel kort toe te lichten.
b) De voorzitter is bevoegd om de vergadering een advies te geven over het voorstel.
c) Daarna wordt het ordevoorstel zonder verdere beraadslaging en met voorrang in stemming gebracht.
2. De behandeling van een agendapunt kent maximaal twee (2) gespreksronden.
a) Leden die in de eerste ronde het woord hebben gevraagd over een bepaald onderwerp, kunnen daarover ook in de tweede ronde het woord voeren.
b) Leden die in de eerste ronde niet het woord hebben gevraagd, kunnen in de tweede ronde alleen het woord voeren over de onderwerpen die in de eerste ronde door andere leden aan de orde zijn gesteld.
Artikel 8
KANDIDAATSTELLING
1. Elk lid van de bond kan bij het bestuur van zijn afdeling kandidaten aanmelden voor alle bondsorganen, met uitzondering van het dagelijks bestuur. De kandidaten moeten behoren tot dezelfde afdeling als het lid dat hen voordraagt.
2. Een kandidaatstelling moet gepaard gaan met het inleveren van een door het hoofdbestuur vastgesteld instemmingsformulier, volledig ingevuld en ondertekend door de kandidaat.
3. In drie (3) gevallen kunnen leden van de bond zich alsnog kandidaat stellen tijdens de vergadering van het orgaan of onderdeel van de bond waarin de verkiezing plaatsvindt.
a) Als zich vooraf niemand kandidaat heeft gesteld.
b) Als er minder kandidaten zijn dan het aantal te vervullen plaatsen.
c) Als de vergadering besluit de bindende voordracht (van slechts één (1) kandidaat voor een bepaalde functie) op te heffen. In dat geval wordt de stemming over de benoeming uitgesteld tot een volgende vergadering. Idealiter wordt de kandidaatstellingsprocedure in de tussentijd dan opnieuw doorlopen, bijvoorbeeld met extra kandidaten die om een of andere reden eerder niet in beeld waren.
————————
Artikel 9
ONVERENIGBARE FUNCTIES
1. Leden van het hoofdbestuur kunnen niet gelijktijdig een of meer van de onderstaande functies vervullen:
a) bestuurder van een afdeling van de bond (zoals bedoeld in artikel 11 van dit HHR);
b) lid van een adviesorgaan van de bond (zoals bedoeld in artikel 28 van de statuten)
c) lid van de bondsraad (zoals bedoeld in artikel 19 van de statuten);
d) afgevaardigde naar een ledencongres (zoals bedoeld in artikel 13 en 15 van de statuten);
e) IB-coördinator binnen een afdeling van de bond;
f) personeelsvertegenwoordiger in een OR of de COR.
—–
2. Leden van een afdelingsbestuur kunnen in principe niet gelijktijdig een of meer van de onderstaande functies vervullen.
a) lid van een adviesorgaan van de bond (zie artikel 28 van de statuten);
b) personeelsvertegenwoordiger in een OR of de COR.
Een uitzondering op deze bepaling is toegestaan als een onafhankelijke commissie tot het oordeel komt dat de kandidatuur van een bepaald lid van het afdelingsbestuur voor de OR of de COR noodzakelijk is om een optimale kandidatenlijst te kunnen presenteren.
De leden van deze commissie worden gekozen door het afdelingsbestuur, dat ook een profielschets van de gewenste OR-kandidaten vaststelt en de kaders waarbinnen de commissie dient te opereren. Het advies van de commissie is bindend.
Artikel 10
TAKEN AFDELINGEN
1. Het vakbondswerk van de afdelingen kent drie (3) hoofdlijnen:
a) het meewerken aan het tot stand komen, uitvoeren en controleren van het algemene bondsbeleid;
b) het op basis van het algemene bondsbeleid ontwikkelen, uitvoeren en evalueren van de belangenbehartiging voor de leden van de afdeling;
c) het contact onderhouden met de hoofdbestuurder uit de afdeling over kwesties en onderwerpen die voor de leden van de afdeling van belang zijn.
2. De concrete taken van een afdeling zijn als volgt:
a) Het leiden en laten functioneren van de afdeling;
b) Het informeren en adviseren van het hoofdbestuur over relevante ontwikkelingen of actuele kwesties binnen de afdeling;
c) Het (helpen) voorzien in de collectieve en individuele belangenbehartiging voor de leden van de afdeling;
d) Het organiseren van ledenvergaderingen;
e) Het uitvoeren van de besluiten die een ledenvergadering genomen heeft;
f) Het promoten van de bond;
g) Het bijhouden van de administratie en het beheren van het budget van de afdeling;
h) Het indienen van een begroting bij het hoofdbestuur;
i) Het jaarlijks voor 1 mei produceren van een jaarverslag (inclusief een financieel jaarverslag), dat digitaal naar het hoofdbestuur wordt gestuurd en digitaal aan de leden van de afdeling beschikbaar wordt gesteld;
j) Het zorgen voor vertegenwoordigers van de leden van de afdeling in besprekingen met (vertegenwoordigers van) de eenheidsleiding over zaken die de rechtspositie van de leden op het gebied van werk en inkomen betreffen;
k) Het zorgen voor vertegenwoordigers van de afdeling in organen van de bond;
l) Het kandideren van leden van de afdeling voor medezeggenschapsorganen en het bijstaan van deze leden met raad en daad;
m) Het (laten) naleven van de statuten, het huishoudelijk reglement en de besluiten van het congres en het hoofdbestuur;
n) Het deelnemen aan regionale acties van de FNV of andere samenwerkingsverbanden binnen de vakbeweging.
————————–
Artikel 11
HET AFDELINGSBESTUUR
1. Een afdelingsbestuur bestaat uit vier (4) leden die in functie gekozen worden: een voorzitter, een secretaris, een penningmeester en een activiteitencoördinator. Dit viertal is belast met de algemene leiding van de afdeling. Voor de uitvoering van het vakbondswerk worden ze bijgestaan door andere kaderleden.
2. De afdelingsvoorzitter en de afdelingssecretaris moeten bij hun benoeming in actieve dienst van de politie zijn. Ze worden benoemd voor vier (4) jaar, tenzij ze gaandeweg de politiedienst verlaten vanwege pensionering. In dat geval mogen ze vanaf hun pensioendatum nog hooguit één (1) jaar in functie blijven. Deze bepalingen gelden ook bij een eventuele herbenoeming van een afdelingsvoorzitter of afdelingssecretaris.
De penningmeester en de activiteitencoördinator van een afdeling worden voor vier (4) jaar benoemd en kunnen daarna meteen weer worden herkozen/herbenoemd. Zowel voor hun eerste benoeming als voor een latere herbenoeming is niet van belang of ze op dat moment nog in actieve dienst van de politie zijn of niet.
3. Een van de taken van de afdelingsvoorzitter is het leiden van de leden- en bestuursvergaderingen binnen de afdeling. Is hij verhinderd, dan neemt een ander lid van het afdelingsbestuur het voorzitten van de vergadering op zich.
4. Tot de taken van de afdelingssecretaris behoren het verzorgen van de algemene correspondentie van de afdeling, het notuleren van de bestuursvergaderingen en het bijhouden van de ledenadministratie.
5. Tot de taken van de afdelingspenningmeester behoort het beheer van de financiële middelen die het hoofdbestuur jaarlijks aan de afdeling beschikbaar stelt.
a) De besteding van deze middelen wordt verantwoord door het invullen van formulieren die het hoofdbestuur verstrekt.
b) Minstens één (1) keer per jaar informeert de afdelingspenningmeester het hoofdbestuur en de leden van de afdeling over de financiële toestand van de afdeling.
c) De afdeling benoemt jaarlijks een commissie van drie (3) personen die de besteding van het afdelingsbudget en het financiële jaarverslag controleert.
6. De activiteitencoördinator draagt zorg voor binding met de leden, afstemming tussen de NPB-afdelingen en specifieke aandachtsgebieden.
7. Een afdelingsbestuur is bevoegd afzonderlijk te vergaderen met (groepen) leden van de afdeling.
8. Het hoofdbestuur kan een afdelingsbestuur schorsen als dat bestuur zijn taken niet naar behoren vervult. Dat kan slechts nadat de leden van de afdeling daarover zijn gehoord. Na de schorsing voorziet het hoofdbestuur tijdelijk in het afdelingsbestuur, totdat de afdeling tijdens een ledenvergadering een nieuw bestuur gekozen heeft.
Artikel 12
DE LEDENVERGADERING
1. Een afdelingsbestuur organiseert jaarlijks minstens één (1) ledenvergadering. Deze zogenaamde jaarvergadering vindt plaats voor 1 mei. In de rest van het jaar kunnen om twee (2) redenen extra ledenvergaderingen worden belegd:
a) Omdat het afdelingsbestuur dat nodig acht;
b) Omdat daartoe een schriftelijk verzoek is ingediend door minstens tien procent (10%) van het aantal leden van de afdeling of door minstens vijftig (50) leden. In dat verzoek moet duidelijk vermeld staan welke onderwerpen men aan de orde wil stellen.
2. Bij het aankondigen van een ledenvergadering hanteert een afdelingsbestuur een oproeptermijn van minstens veertien (14) werkdagen. Alleen in zeer bijzondere omstandigheden is een kortere termijn toegestaan. In de oproep aan de leden staat duidelijk vermeld welke onderwerpen zullen worden behandeld.
3. Na de ontvangst van een voldoende ondersteund verzoek om een extra ledenvergadering dient een afdelingsbestuur deze bijeenkomst binnen veertien (14) werkdagen uit te schrijven. De gekozen datum voor de ledenvergadering mag niet later dan achtentwintig (28) werkdagen na de ontvangstdatum van het verzoek zijn.
Blijft het bestuur in gebreke, dan zijn de verzoekers bevoegd zelf tot het organiseren van een ledenvergadering over te gaan. Daarbij dienen ze zich te houden aan de voorschriften in het tweede lid van dit artikel wat betreft de oproeptermijn en de agenda.
4. In de jaarvergadering brengt het afdelingsbestuur verslag uit van zijn beleidsmatige en financiële verrichtingen. Daarnaast worden de onderwerpen behandeld die door het bestuur, de leden van de afdeling of het hoofdbestuur aan de orde zijn gesteld.
5. Een ledenvergadering heeft de volgende bevoegdheden:
a) het in functie verkiezen van vier (4) afdelingsbestuurders (voorzitter, secretaris, penningmeester en activiteitencoördinator) uit haar leden.
b) het stellen van kandidaten voor het hoofdbestuur, de bondsraad en het ledencongres.
c) het indienen van voorstellen voor wijzigingen in de statuten en het huishoudelijk reglement.
d) het vaststellen van een kandidatenlijst met NPB-leden bij de verkiezing voor een medezeggenschapsorgaan.
e) het verkiezen van de afgevaardigden namens de afdeling naar een ledencongres, de bondsraad en het hoofdbestuur;
f) het uitbrengen van een advies aan de bondsraad over een voorgenomen besluit van het hoofdbestuur tot schorsing van de door de afdeling gekozen hoofdbestuurder.
6. Om te komen tot besluitvorming over de opgesomde onderwerpen in lid 5 van dit artikel dient een afdeling vooraf een digitale ledenraadpleging te organiseren. Artikel 30 tot en met 32 van de statuten zijn dan van toepassing. De besluitvorming vindt plaats in de eerstvolgende ledenvergadering, na een presentatie van de uitslag van de digitale ledenraadpleging.
7. Een ledenvergadering heeft ook een aantal bevoegdheden die ze kan uitoefenen zonder eerst een digitale ledenpeiling te houden. Dat zijn de volgende vijf (5) bevoegdheden:
a) het verkiezen van de leden van de financiële controlecommissie;
b) het vaststellen van de begroting die het afdelingsbestuur binnen de budgetruimte heeft ingediend;
c) het vaststellen van het jaarverslag van de afdeling – inclusief het financiële jaarverslag;
d) het bij de bondsraad of het ledencongres aanhangig maken van voorstellen;
e) het uit zijn functie ontheffen van een lid van het afdelingsbestuur.
Artikel 13
CONGRESVOORSTELLEN
1. Tijdens een ledencongres worden voorstellen behandeld en vervolgens al dan niet in stemming gebracht. Tot het indienen van congresvoorstellen zijn de volgende organen en personen bevoegd:
a) het hoofdbestuur;
b) de afdelingen (alleen of samen met andere afdelingen);
c) de adviesorganen (alleen of samen met andere adviesorganen);
d) individuele leden van de bond die voor een congresvoorstel vijftig (50) geldige steunbetuigingen van andere leden weten te vergaren. Een steunbetuiging is geldig als ze is voorzien van het lidmaatschapsnummer van het lid en zijn handtekening.
2. Het hoofdbestuur informeert de afdelingen tijdig over de plaats, data en duur van het congres en vermeldt daarbij ook de volgende gegevens:
a) de uiterlijke datum waarop congresvoorstellen bij het hoofdbestuur binnen moeten zijn en de manier waarop ze moeten worden ingediend;
b) de datum waarop de afdelingen en adviesorganen de beschikking krijgen over het geheel aan ingediende congresvoorstellen plus de stemadviezen van het hoofdbestuur over de voorstellen van afdelingen, adviesorganen en individuele leden;
c) de uiterlijke datum waarop eventuele voorstellen voor amendementen bij het hoofdbestuur binnen moeten zijn.
3. Minstens drie (3) weken voor de aanvang van een congres moeten de afdelingen en adviesorganen een congresbundel in hun bezit hebben. Dit boekwerk heeft in ieder geval de volgende informatie te bieden:
a) een concept-agenda voor het congres;
b) het algemene en financiële verslag van het hoofdbestuur over het voorafgaande boekjaar (= kalenderjaar).
c) de door de afdelingen gekozen onbezoldigde hoofdbestuurders en de door het hoofdbestuur bindend voorgedragen kandidaat voor elk van de drie (3) bezoldigde hoofdbestuursfuncties.
d) de lijst met de door de afdelingen gekozen ledenvertegenwoordigers in de bondsraad.
e) de voorstellen van het hoofdbestuur, de afdelingen, de adviesorganen en individuele leden met de daarop ingediende amendementen;
f) de stemadviezen van het hoofdbestuur over de voorstellen van afdelingen, adviesorganen en individuele leden (met minstens vijftig (50) steunbetuigingen van andere leden) en de daarop ingediende amendementen.
Artikel 14
TAKEN HOOFDBESTUUR
De concrete taken van het hoofdbestuur zijn als volgt:
a) het uitvoeren van de besluiten van het congres en de bondsraad;
b) het handhaven van de voorschriften in de statuten en het huishoudelijk reglement;
c) het informeren van de huidige en potentiële leden over de doelstellingen, inspanningen en prestaties van de bond en aanverwante zaken;
d) het opstellen van een begroting;
e) het uitbrengen van een jaarverslag aan de bondsraad, uiterlijk zes (6) maanden na afloop van een verenigingsjaar en met speciale aandacht voor activiteiten waarbij leden betrokken waren;
f) het vergaderen met de bondsraad;
g) het deelnemen aan de bestuurs- en ledenvergaderingen van de afdelingen om op die manier de verbinding tussen de afdeling en het hoofdbestuur te bevorderen;
h) het opschorten van een besluit van een afdelingsbestuur of een ledenvergadering dat in strijd wordt geacht met het belang van de bond. De bondsraad neemt vervolgens binnen drie (3) maanden een besluit over de kwestie. In die periode blijft het besluit geschorst. In hoger beroep gaan tegen het oordeel van de bondsraad is niet mogelijk;
i) het opleiden en bijscholen van de kaderleden;
j) het in stand houden van een landelijk netwerk van fiscaal deskundige kaderleden;
k) het beschikbaar stellen van een vertrouwenspersoon voor kaderleden van de bond;
l) het indienen van congresvoorstellen;
m) het uitbrengen van een congresverslag aan de bondsraad, uiterlijk drie (3) maanden na afloop van een congres.
————————
Artikel 15
VERGADERINGEN HOOFDBESTUUR
1. De vergaderingen van het hoofdbestuur worden geleid door de bondsvoorzitter, tenzij het bestuur besloten heeft dat een andere hoofdbestuurder die taak op zich neemt. Dat laatste gebeurt ook als de bondsvoorzitter niet bij een vergadering van het hoofdbestuur aanwezig kan zijn.
2. De vergaderingen van het hoofdbestuur worden bijeengeroepen door of namens de bondssecretaris.
3. De bondssecretaris stelt de agenda vast. Hij is verplicht een onderwerp op de agenda te zetten als een hoofdbestuurder daarom verzoekt.
4. Het hoofdbestuur is bevoegd zijn vergaderingen te laten bijwonen door een of meer deskundigen.
Artikel 16
STAGE HOOFDBESTUUR
1. Het hoofdbestuur stelt twee (2) stageplekken beschikbaar voor leden van de bond. Kandidaten moeten in actieve dienst bij de politie zijn en afkomstig uit verschillende afdelingen van de bond.
2. De bondsraad kent de stageplekken toe op voordracht van de afdelingen en adviesorgaan NPB Jong. Die dragen samen bij voorkeur meer kandidaten voor dan er stageplekken beschikbaar zijn.
3. Een stage bij het hoofdbestuur duurt maximaal twee (2) jaar en wordt door de bondsraad in twee (2) delen toegekend: eerst met een besluit over een startjaar en daarna met een besluit over een vervolgjaar.
4. Een stagiair kan tijdens de vergadering van het hoofdbestuur deelnemen aan de beraadslagingen, maar heeft geen stemrecht. Hij kan zijn belangstelling uitspreken voor (verdieping in) een bepaalde bestuursportefeuille, maar dat levert geen aanspraak op.
Artikel 17
TAKEN ADVIESORGANEN
1. De taken van een adviesorgaan zijn als volgt:
a) het signaleren, coördineren en ter discussie stellen van ervaringen, problemen en meningen van een specifieke groep werknemers of leden (de doelgroep);
b) het leveren van bijdragen aan de voorbereiding van het algemene beleid van de bond voor zover dat de belangen van de doelgroep raakt;
c) het hoofdbestuur gevraagd en ongevraagd adviseren over relevante ontwikkelingen met betrekking tot (de belangen van) de doelgroep;
d) het meewerken en uitvoering geven aan de actieplannen van de bond ten gunste van de doelgroep;
e) het adviseren van het hoofdbestuur over de communicatie met de doelgroep;
f) het deelnemen aan acties binnen de FNV ten gunste van de doelgroep.
2. In overleg met het hoofdbestuur stelt een adviesorgaan nadere regels vast over zijn manier van vergaderen en verslaglegging.
Artikel 18
VERMOGENSBEHEER EN BELEGGINGEN
1. De bondspenningmeester beheert en belegt het bondskapitaal (financiële middelen en andere bezittingen van de bond), overeenkomstig de richtlijnen die hij van het hoofdbestuur krijgt. Hij zorgt voor het samenstellen van de financiële jaarverslagen en begrotingen, alsook voor het bijhouden van een overzichtelijke boekhouding. De bondspenningmeester legt voor zijn financieel beleid verantwoording af aan het hoofdbestuur en aan het dagelijks bestuur.
2. Het vermogensbeheer en de beleggingen van de bond mogen niet bijdragen aan schendingen van mensen- en vakbondsrechten. Zo’n schending vindt bijvoorbeeld plaats als bedrijven, organisaties of overheden zich niets aantrekken van oproepen van het Internationaal Verbond van Vakverenigingen (IVV), het Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV) en/of de FNV om bij bepaalde regimes door economische sancties meer respect af te dwingen voor de naleving van mensen- en vakbondsrechten.
3. Het hoofdbestuur kan de afdelingsbesturen richtlijnen geven voor het beheer van de afdelingsbudgetten.
Artikel 19
GESCHILLEN OVER AANSPRAKEN EN VERPLICHTINGEN
1. Het hoofdbestuur beslecht geschillen tussen de bond en individuele leden over de aanspraken en verplichtingen die voortvloeien uit het lidmaatschap van de bond. Uitzondering op deze regel zijn geschillen waarvoor in de statuten een andere rechtsgang is voorzien.
2. Een geschil over de aanspraken en verplichtingen die voortvloeien uit het lidmaatschap van de bond kan alleen schriftelijk bij het hoofdbestuur aanhangig worden gemaakt.
3. Het hoofdbestuur kan het lid vervolgens uitnodigen nadere inlichtingen te verstrekken.
4. Het hoofdbestuur doet zo spoedig mogelijk uitspraak in het geschil en stuurt het lid daarover per ommegaande een aangetekende brief – inclusief een onderbouwing met argumenten.
5. Tegen een beslissing van het hoofdbestuur op grond van lid 1 van dit artikel kan een lid van de bond in beroep gaan bij de bondsraad. Die hoort het betreffende lid en neemt een definitief besluit (overeenkomstig het bepaalde in artikel 21).
——————–
Artikel 20
GESCHILLEN OVER GELEVERDE RECHTSHULP
1. Het hoofdbestuur beslecht geschillen tussen de bond en een of meer leden over de individuele belangenbehartiging. Ook na beëindiging van het lidmaatschap blijft het mogelijk een geschil daarover aan het hoofdbestuur voor te leggen.
2. Tegen een besluit van het hoofdbestuur op grond van lid 1 van dit artikel is beroep bij de bondsraad mogelijk als het geschil draait om de zorgvuldigheid waarmee individuele belangenbehartiging heeft plaatsgevonden. Over twee soorten geschillen op dit vlak is de bondsraad niet bevoegd geschillen in behandeling te nemen.
a) Geschillen over de inhoud van een juridische zaak;
b) Geschillen die financiële gevolgen kunnen hebben die uitstijgen boven het eigen risico van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering die de bond voor zijn medewerkers heeft afgesloten.
3. De bondsraad hoort het betreffende lid en neemt een definitief besluit (overeenkomstig het bepaalde in artikel 21).
—————–
Artikel 21
IN BEROEP BIJ DE BONDSRAAD
1. Tegen de uitspraak van het hoofdbestuur in een geschil kan een lid bij de bondsraad in beroep gaan. Dat kan tot zes (6) weken na de dagtekening van het schriftelijk bericht dat het lid over het besluit van het hoofdbestuur ontvangt (overeenkomstig het bepaalde in artikel 19 en 20 van dit HHR).
2. Het beroep moet bij de bondsraad aanhangig worden gemaakt door een brief waarin het lid omschrijft op welke gronden hij het oordeel van het hoofdbestuur bestrijdt.
3. De beroepscommissie van de bondsraad (zoals genoemd in artikel 21 en 22 van de statuten) adviseert de bondsraad bij het bepalen van zijn standpunt.
4. Deze beroepscommissie stelt vast hoe het beroep wordt behandeld.
5. Over de uitspraak van de beroepscommissie ontvangt het lid zo spoedig mogelijk schriftelijk bericht – inclusief een onderbouwing met argumenten.
6. Tegen deze uitspraak is geen beroep mogelijk.
SLOTBEPALING
In gevallen waarin de wet, de statuten en het huishoudelijk reglement niet voorzien, beslist het hoofdbestuur.