De Nationale Politie heeft geen gehoor gegeven aan een dringende aanbeveling van de Centrale Raad van Beroep om een langlopend beloningsconflict met operationeel begeleiders buiten de rechtszaal op te lossen. ‘Een gemiste kans lijkt mij,’ zegt NPB-advocaat Hans Dammingh. ‘De Raad gaf als argument het belang van goede arbeidsverhoudingen. Het korps lijkt daar aanzienlijk minder waarde aan te hechten.’
Waar draait het om in deze door de NPB aangespannen rechtszaak? De kerntaak van een operationeel begeleider is het geven van onderwijs (training, coaching) aan uitvoerende collega’s tijdens hun politiewerk in de openbare ruimte. Dat varieert van het begeleiden van politiestudenten tijdens hun praktijkperioden in het korps tot bijvoorbeeld het opnieuw op weg helpen van collega’s die in diensttijd verkeerstrauma’s hebben opgelopen.
Deze opleidingstaak heeft uiteraard altijd bestaan binnen de Nederlandse politie, ook in het tijdperk van de 26 autonome regiokorpsen, dat wil zeggen: tussen 1993 en 2012. Toen was de landelijke naam operationeel begeleider echter nog niet bedacht en werd de functie meestal aangeduid als praktijkbegeleider of praktijkdocent. Hoe de functie werd beloond hing af van het regiokorps waarbij je in dienst was. Door de grote vrijheid die de regiokorpsen hadden om hun eigen personeelsbeleid te voeren ontstond in twintig jaar een wildgroei van duizenden functies, met allerlei mengvormen van uitvoerende (executieve) en ondersteunende functies (administratief-technisch-huishoudelijk, kortweg ATH).
De invoering van een nieuw Landelijk Functiegebouw Nationale Politie (LFNP) met slechts 92 functies moest zorgen voor landelijke rechtsgelijkheid en meer centrale regie. Voor nieuwe instromers was de toekenning van de nieuwe LFNP-functies niet zo moeilijk, maar hoe moest dat aangepakt worden voor de zittende medewerkers? Besloten werd dat zij zouden overgaan naar de LNFP-functie die het meest overeenkwam met hun toenmalige takenpakket. Helaas bleek het vinden van een bevredigende ‘match’ op dit punt in heel veel gevallen nogal problematisch – ook in het geval van de praktijkdocenten/begeleiders.
De invoering van het LFNP werd officieel op 8 mei 2013, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2012. Bij de landelijke matchingsoperatie kwam voor praktijkdocenten/begeleiders de LFNP-functie Docent A uit de bus, behorend tot het functiedomein Ondersteuning. Dat laatste schoot deze collega’s in het verkeerde keelgat – en terecht. Kennelijk hadden de ontwerpers van het nieuwe functiegebouw zich onvoldoende gerealiseerd in welke omstandigheden dit soort medewerkers als trainer en coach actief zijn. Dat gebeurt als onderdeel van de uitvoering van de politietaak: ze bevinden zich dan in de openbare ruimte en zijn zelf ook geüniformeerd en bewapend, met alle risico’s en verplichtingen van dien (ook zelf actief ingrijpen als dat vereist is). Hun functie moet dan ook worden gezien als een speciaal soort operationele functie en had om die reden ingebouwd moeten worden in het functiedomein Uitvoering.
Praktijkdocent/begeleider
Al snel na de start van de Nationale Politie – in najaar 2014 – nam de Politieacademie het initiatief om die weeffout gecorrigeerd te krijgen. Zij pleitte bij de toenmalige minister van Veiligheid en Justitie voor uitbreiding van het LFNP-functiedomein Uitvoering met de functie operationeel begeleider. Op een gegeven moment werd daartoe inderdaad besloten, maar de invoering werd uitgesteld tot na de personele reorganisatie binnen het korps in 2016. Pas op 24 april 2017 meldde de Staatscourant dat het LFNP met terugwerkende kracht tot 7 juli 2016 werd uitgebouwd met twee uitvoerende functies (operationeel begeleider A en B).
Nieuw functiegebouwOndersteunende functieNieuwe LFNP-functies