Inmiddels is de stiptheidsactie bij de collega’s van Observatie & Techniek haar tweede week ingegaan. Doel: de werkgever bewegen tot een overtuigend blijk van meer (financiële) waardering van hun steeds riskantere werk. Hieronder vertelt een O&T-medewerker over de gewelddadige wereld waarin hij en zijn collega’s dagelijks hun werk doen.
Zware criminelen worden steeds gevaarlijker en maken steeds handiger gebruik van technische middelen. Politiemedewerkers van Observatie & Techniek (O&T) moeten deze criminelen observeren (ook van dichtbij) en bewijslast verzamelen. De nieuwe realiteit betekent dat er meer van deze medewerkers wordt gevraagd.
‘Nog niet heel lang geleden waren we blij met een cocaïnevangst van 60 kilo. Nu gaat het bij een vangst al snel over tonnen aan drugs. De inzet van AK’s [red: semi-automatische wapens] is daarbij enorm toegenomen. Het lijkt wel de standaard. Dat is ook logisch. Zo’n groot belang, een paar honderd miljoen euro: dat wil je goed beschermen. Bij deze gasten is het niet meer zo dat zij winnen of de politie wint. Dat laatste accepteren ze niet meer. Dus rijden ze met zeer hoge snelheid en gebruiken extreem geweld: alles zodat ze maar niet gepakt worden. Deze criminelen worden steeds wijzer en gaan actief op zoek naar ons. We zien dat ze erin investeren om ons te vinden. Zowel in de operatie als privé. Bij succes wordt geweld niet geschuwd. Dat is een werkelijkheid waar we als professionals mee moeten kunnen dealen.’
‘We hebben slagkracht. Niet genoeg, maar we hebben ‘m wel. Dit type criminelen bestrijden kost heel veel werk. Je kunt daarvoor jarenlang ‘passief’ rechercheren of het O&T inschakelen en proberen om verkregen informatie hard te maken met tastbaar bewijs. We verkorten als O&T dus de politie-inzet die nodig is. Om dit te kunnen doen, komen we in de leefwereld van de boeven op het moment dat zij hun werk uitvoeren. We zien de heterdaad, de overdrachten en horen de gesprekken. Dat is cruciaal voor onderzoek. Anders blijft het altijd gissen. Dat maakt het ook het mooiste werk wat er is. We kunnen écht wat betekenen voor de opsporing.’