Minister Koolmees van Sociale Zaken kan zich vinden in de oproep van de werkgevers en de vakbeweging om tot 2026 kortingen op de pensioenen en premieverhogingen zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Dat heeft hij vorige week gemeld aan zowel de Tweede Kamer als de NOS. Ook Koolmees noemt een tijdelijke versoepeling van de huidige pensioenregels noodzakelijk voor een ‘uitlegbare en verantwoorde overstap naar het nieuwe pensioenstelsel’.
Hoever de bewindsman wil gaan in die soepelheid moet later dit jaar duidelijk worden.
In de zomer van 2020 zijn de overheid en de sociale partners (werkgevers en werknemers) het eens geworden over de praktische uitwerking van het hoofdlijnenakkoord dat ze in juni 2019 hadden bereikt over het vernieuwen van ons pensioenstelsel. Nu is het aan de overheid om alle afspraken zo spoedig mogelijk in een nieuwe Pensioenwet vastgelegd te krijgen. Het streven is om alle wetteksten (nu in de maak) in 2021 door de Tweede en Eerste Kamer te laten behandelen en dan in stemming te brengen – hopelijk met een positief resultaat.
Vanaf 2022 kunnen werkgevers en werknemers dan gaan onderhandelen over de concrete financiële keuzes binnen de nieuwe wettelijke spelregels. Afgesproken is dat de uitkomsten daarvan uiterlijk op 1 april 2024 worden bekendgemaakt aan De Nederlandsche Bank, de toezichthouder op de pensioenfondsen namens de overheid. Vanaf 1 januari 2026 moeten alle pensioenfondsen op de nieuwe regeling gebaseerde (sectorale) pensioencontracten uitvoeren.
Gaat dit alles op tijd lukken? Dat hangt onder meer af van de uitslag van de verkiezingen in maart 2021 en het verloop van de formatie van een nieuw kabinet. Afgelopen maand hebben de werkgevers en werknemers gezamenlijk bij het kabinet aangedrongen op extra politieke stutbalken onder het maatschappelijk draagvlak voor het pensioenakkoord. Ze willen een overgangsbeleid voor de jaren 2021-2025 in de geest van de afgesproken stelselvernieuwing.
Nieuwe Pensioenwet
Cruciaal onderdeel daarvan is het voorkomen van pensioenkortingen op basis van de huidige regelgeving. Voor volgend jaar heeft minister Koolmees van Sociale Zaken de wettelijke voorschriften inmiddels opnieuw versoepeld: kortingen in 2021 zijn pas verplicht bij een dekkingsgraad van 90 in plaats van 104,3 procent. Of deze verlaging voor ABP voldoende soelaas biedt, zal pas definitief duidelijk zijn na de publicatie van zijn dekkingsgraad in december. Mocht een korting onvermijdelijk zijn, dan zal die door de versoepeling van Koolmees in ieder geval een stuk kleiner uitpakken.
Nieuwe pensioencontractenMaatschappelijk draagvlak
Het draagvlak voor het akkoord moet ook gestut worden door de komende jaren alvast bepaalde vruchten te laten plukken. Zoals de nieuwe optie om als je met pensioen gaat eenmalig maximaal tien procent van je opgebouwde pensioenkapitaal in één keer op te nemen. Volgens de huidige planning wordt dit mogelijk vanaf 1 januari 2022. Uiteraard leidt deze keuze tot een navenant lagere maanduitkering tijdens je pensioen en kan het opnemen van een groot bedrag allerlei fiscale gevolgen hebben. De nieuwe optie komt niet beschikbaar voor mensen die bij de invoering al volledig gepensioneerd zijn.
Geen pensioenkortingen