Zelf werk ik ontzettend graag bij de politie. Het is voor mij de beste baan die er is, ondanks de heftige dingen die je meemaakt. Die ervaringen vragen soms om een flinke dot tegengas, meestal in de vorm van zwarte en lompe humor. Ik heb die in de loop der jaren tijdens de noodhulp ook ontwikkeld en altijd gezien als een soort uitlaatklep, die het mogelijk maakt dat daarna luchtigheid en nuance weer de overhand kunnen krijgen.
Deze aanpak kan echter giftig uitpakken als ze niet zorgvuldig gedoseerd wordt. Raakt het gebruik van die uitlaatklep te veel ingeburgerd, dan kan dat normvervaging met zich meebrengen. En dat kan weer leiden tot het onbeheerst kwetsen en uitsluiten van collega’s door ‘grappen’ die die naam niet echt verdienen. Al was het maar omdat ze eigenlijk van weinig gevoel voor humor getuigen.
Dat moeten wij met zijn allen echt gaan veranderen. Daarmee bedoel ik niet dat we moeten stoppen met harde grappen maken of met het plagen van collega’s met wie we goed bevriend zijn. Wel moeten we af van die onvriendelijke machocultuur waarin je eerst een paar broeken versleten moet hebben voordat je ertoe doet. Die zorgt er namelijk voor dat nieuwe collega’s ook ongewenst gedrag als vanzelf gaan kopiëren.
Ik heb lang getwijfeld of ik hier een blog aan zou wijden. Is het wel veilig om dit bespreekbaar te maken? En zoals gezegd: ook ik maak wel eens een grap die op het randje is. Maar sommige grappen vind ik echt te ver gaan – en die hoor ik te vaak. Ik zal een recent voorbeeld geven. Onlangs was ik samen met mijn zoontje aan het fietsen. Een bevriende collega was aan het werk op een politiebureau in de buurt en ik besloot om even langs te gaan en mijn zoontje in een politieauto te laten zitten, je kent het wel. We pakten nog even een bakje koffie en mijn zoontje zat voor mij, onder de indruk van het bureau en de collega’s.
Normvervaging
Op een gegeven moment kwam er een collega binnengelopen. Iemand die ik al jaren ken en tegen wie ik opkijk. Hij had een spoedinzet, maar bleek zijn toegangspas te zijn vergeten en vroeg of iemand hem even een pas kon lenen. Ik pakte mijn portemonnee en gaf hem mijn pas. Een van de collega’s zag dat gebeuren en riep keihard: ‘Zou je dat wel doen, Koen? Hij is een Marokkaan hè? Voor je het weet ben je alles kwijt!’
Marokkaanse collega
Ik was stomverbaasd en had geen antwoord klaar. De Marokkaanse collega negeerde de waarschuwing en liep snel weg. De maker van de ‘grap’ merkte dat ik er niet om kon lachen. Hij verzekerde me dat de weglopende collega wist dat het een lolletje was en dat wel kon hebben. Een geruststelling die ik iets te vaak hoor op de werkvloer. Maar het allerergste vond ik dat een blanke politieman in uniform in het bijzijn van mijn zoontje – en met volop andere blanke politiemensen in de buurt – zo gemakkelijk de grap had gemaakt dat een politieman van Marokkaanse afkomst niet te vertrouwen is en wel eens iets van zijn papa zou kunnen stelen.