Koen Simmers NPB-hoofdbestuurder

Veilige haven

De werkcultuur binnen de politieorganisatie is de laatste tijd opvallend vaak negatief in het nieuws. De commotie over een melding van weggepeste medewerkers is nog niet geluwd of de volgende aantijging van discriminatie ligt alweer op tafel bij DWDD en Jinek. Dat raakt de collega’s op straat, bij de recherche en in de ondersteuning recht in het blauwe hart. Toch moeten we onder ogen zien dat een deel van de kritiek op onze organisatie hout snijdt en dat we daar zelf iets aan kunnen en moeten doen.

Zelf werk ik ontzettend graag bij de politie. Het is voor mij de beste baan die er is, ondanks de heftige dingen die je meemaakt. Die ervaringen vragen soms om een flinke dot tegengas, meestal in de vorm van zwarte en lompe humor. Ik heb die in de loop der jaren tijdens de noodhulp ook ontwikkeld en altijd gezien als een soort uitlaatklep, die het mogelijk maakt dat daarna luchtigheid en nuance weer de overhand kunnen krijgen.

Normvervaging
Deze aanpak kan echter giftig uitpakken als ze niet zorgvuldig gedoseerd wordt. Raakt het gebruik van die uitlaatklep te veel ingeburgerd, dan kan dat normvervaging met zich meebrengen. En dat kan weer leiden tot het onbeheerst kwetsen en uitsluiten van collega’s door ‘grappen’ die die naam niet echt verdienen. Al was het maar omdat ze eigenlijk van weinig gevoel voor humor getuigen.

Dat moeten wij met zijn allen echt gaan veranderen. Daarmee bedoel ik niet dat we moeten stoppen met harde grappen maken of met het plagen van collega’s met wie we goed bevriend zijn. Wel moeten we af van die onvriendelijke machocultuur waarin je eerst een paar broeken versleten moet hebben voordat je ertoe doet. Die zorgt er namelijk voor dat nieuwe collega’s ook ongewenst gedrag als vanzelf gaan kopiëren.

Marokkaanse collega
Ik heb lang getwijfeld of ik hier een blog aan zou wijden. Is het wel veilig om dit bespreekbaar te maken? En zoals gezegd: ook ik maak wel eens een grap die op het randje is. Maar sommige grappen vind ik echt te ver gaan – en die hoor ik te vaak. Ik zal een recent voorbeeld geven. Onlangs was ik samen met mijn zoontje aan het fietsen. Een bevriende collega was aan het werk op een politiebureau in de buurt en ik besloot om even langs te gaan en mijn zoontje in een politieauto te laten zitten, je kent het wel. We pakten nog even een bakje koffie en mijn zoontje zat voor mij, onder de indruk van het bureau en de collega’s.

Op een gegeven moment kwam er een collega binnengelopen. Iemand die ik al jaren ken en tegen wie ik opkijk. Hij had een spoedinzet, maar bleek zijn toegangspas te zijn vergeten en vroeg of iemand hem even een pas kon lenen. Ik pakte mijn portemonnee en gaf hem mijn pas. Een van de collega’s zag dat gebeuren en riep keihard: ‘Zou je dat wel doen, Koen? Hij is een Marokkaan hè? Voor je het weet ben je alles kwijt!’

‘Lolletje’
Ik was stomverbaasd en had geen antwoord klaar. De Marokkaanse collega negeerde de waarschuwing en liep snel weg. De maker van de ‘grap’ merkte dat ik er niet om kon lachen. Hij verzekerde me dat de weglopende collega wist dat het een lolletje was en dat wel kon hebben. Een geruststelling die ik iets te vaak hoor op de werkvloer. Maar het allerergste vond ik dat een blanke politieman in uniform in het bijzijn van mijn zoontje - en met volop andere blanke politiemensen in de buurt - zo gemakkelijk de grap had gemaakt dat een politieman van Marokkaanse afkomst niet te vertrouwen is en wel eens iets van zijn papa zou kunnen stelen.

Uitpraten
Ik heb beide collega’s achteraf benaderd en het voorval met ze besproken. Ik had daar namelijk echt een vervelend gevoel over. Voor de duidelijkheid: het zijn allebei topcollega’s. Ze waren duidelijk blij dat ik erop terugkwam en het leverde twee goede gesprekken op. De verhalen van de Marokkaanse collega over meer van dit soort ervaringen bezorgden me plaatsvervangende schaamte. Ze deden me pijn, terwijl het niet eens over mij ging. De andere collega had meteen in de gaten gehad dat zijn grap echt niet kon en hij is juist iemand die er helemaal niet van houdt om mensen te krenken.

Ik neem hem niets kwalijk. Het gaat namelijk niet om dit specifieke individu en deze specifieke ‘grap’. Het gaat om een veel groter probleem: om het gemak waarmee je dit soort opmerkingen in onze organisatie kan maken. Ik zeg niet dat ik ze elke dag hoor. Maar helaas hoor ik ze wel vaak en ik vind het tijd om er iets van te zeggen.

Schofferend gedrag
We moeten als collega’s en als organisatie stoppen met het bagatelliseren van dit soort schofferend gedrag. Laten we erkennen dat het niet meer gaat om incidenten. En dan bedoel ik niet dat ik tien keer per week boswachter werd genoemd toen ik milieuagent was. Dat vond ik zelf ook grappig. Ik heb het over echt kwetsende en racistische grappen.

Code doorbreken
Collega’s daarop aanspreken is erg moeilijk. Vandaar dat we het waarschijnlijk zo weinig doen. Ook die code zit flink in de werkcultuur ingebakken. Als iedereen een bepaald gedrag grappig vindt en jij niet, dan val je namelijk buiten de groep. En dat is een risico, want je weet nooit welke collega jou de volgende dag misschien wel uit een noodsituatie moet redden. Toch moeten we die code doorbreken en vervangen door een betere.

Bij het realiseren van deze doorbraak hebben niet alleen de leidinggevenden en de teamchefs een belangrijke rol te spelen, maar wij allemaal. Dus kijk niet weg als je iemand te nonchalant grappen hoort maken die collega’s (bedoeld of onbedoeld) kunnen kwetsen of isoleren. Ga het gesprek daarover aan. Breng ons met elkaar in verbinding. Uit eigen ervaring kan ik melden: het werkt echt en het voelt prima.

Meer over:
Blog