28 januari 2021

Recherche roept om serieuze kick-start

De organisatorische problemen binnen de politiedienst die zich bezighoudt met de bestrijding van drugscriminaliteit, terrorisme en cybercrime (DLIO) zijn acht jaar lang door de politiek verwaarloosd. Dat heeft een verziekte werkcultuur en flinke internationale reputatieschade opgeleverd. Die vlijmscherpe conclusie trekt de Inspectie van Justitie en Veiligheid na een onderzoek op aandringen van de NPB en ACP. ‘De politiek moet drastisch ingrijpen en kiezen voor een nieuwe, anders opgezette en veel beter uitgeruste opsporingseenheid.’

Ministers die wegkijken, korpschefs die de gesignaleerde problemen wegwuiven en eenheidschefs die zich van de domme houden. Het zit al jarenlang goed mis bij de Dienst Landelijke Informatieorganisatie (DLIO), het onderdeel van de Landelijke Eenheid van de Nationale Politie dat zich bezighoudt met de bestrijding van zware, georganiseerde criminaliteit en terrorisme. De twee grootste politiebonden van Nederland zijn het eens over de stand van zaken: ‘Het nieuwe kabinet kan zich de rol van zachte heelmeester niet langer veroorloven. Deze wond stinkt inmiddels anderhalf uur in de wind.’

De DLIO verricht landelijke taken zoals internationale informatie-uitwisseling en nationale informatiecoördinatie. De dienst zorgt tevens voor overzicht en inzicht in de (inter)nationale veiligheidssituatie ten behoeve van het operationele politiewerk. Verder fungeert de dienst binnen de politie als loket voor onder meer Europol, Interpol en Nederlandse liaison officers die namens de politie in het buitenland werken.

Overhaast en onzorgvuldig
‘De DLIO zou het kroonjuweel van de Nederlandse informatiegestuurde recherche moeten zijn,’ stelt NPB-voorzitter Jan Struijs, ‘maar heeft die belofte na de lancering van de Nationale Politie in 2013 nooit kunnen waarmaken. Zoals de overheid eind 2017 heeft toegegeven is die reorganisatie overhaast en onzorgvuldig uitgevoerd. De belangrijkste politieke drijfveer was namelijk zo snel mogelijk zoveel mogelijk ‘efficiencywinst’ binnenhalen door bezuinigingen op het politiebudget.’

ACP-voorzitter Gerrit van de Kamp: ‘Gemakshalve is de politiek daarbij volledig voorbijgegaan aan de bestaande problemen binnen de regiopolitie. Die zijn klakkeloos ‘meeverhuisd’ naar het nieuwe landelijke korps. Denk aan chronische onderbezetting, onvoldoende tijd voor bijscholing en training, slechte ICT-voorzieningen en een te hoge administratieve lastendruk. Aangewakkerd door opgelegde bezuinigingen zijn deze minpunten het prestatievermogen van de Nederlandse recherche – en dus van de DLIO –
blijven aanvreten. Dat werd in mei 2016 pijnlijk duidelijk door de publicatie van het rapport ‘Handelen naar waarheid’ – een door de Politieacademie gemaakte sterkte/zwakte-analyse van de opsporing.

Noodkreet recherche
Twee jaar later bleek er nog nauwelijks iets gedaan met de aanbevelingen in dat rapport. De NPB besloot daarover aan de bel te trekken door het uitgeven van een ‘Noodkreet Recherche’. Struijs: ‘Er was nauwelijks verbetering gekomen in de sterkte, de bijscholing en de beschikbare ICT-systemen, terwijl de internationale vraag naar informatie-uitwisseling razendsnel groeide. En nog altijd zit er veel te weinig schot in de zaak. De Nationale Politie kan daardoor maar in beperkte mate voldoen aan opsporingsverzoeken uit het buitenland. Dat heeft geleid tot grote irritatie bij buitenlandse zusterdiensten en zelfs tot het niet meer delen van informatie.’

Verziekte werkcultuur
Het vandaag gepubliceerde onderzoek van de Inspectie Justitie en Veiligheid inventariseert de uit de hand gelopen fricties binnen twee onderdelen van de DLIO: het Landelijk Internationaal Rechtshulpcentrum en het Team Criminele Inwinning. Het LIRC houdt zich bezig met internationale rechtshulp en informatie-uitwisseling. Het TCI met het werven en analyseren van bronnen, het runnen van informanten, het verifiëren en verwerken van ingewonnen informatie.

Van de Kamp: ‘In de loop van 2019 meldden zich los van elkaar een groot aantal collega’s bij de ACP en de NPB met klachten en zorgen over de gang van zaken op de werkvloer, met name onprofessioneel (en dus riskant) gedrag bij het runnen van informanten, gesjoemel met declaraties en het handhaven van een angstcultuur om dubieuze zaken onder de pet te houden, afgedekt door de hoogste leidinggevenden.’

In september 2020 verscheen een onderzoeksrapport van KMPG dat deze meldingen bevestigt. De werksfeer binnen de DLIO is zwaar verziekt. Het pesten, discrimineren en intimideren van collega’s wordt niet aangepakt. Medewerkers en leidinggevenden die een kritisch geluid laten horen worden buiten de groep geplaatst, vertrekken of worden kaltgestellt in de organisatie.

Bestuurlijke wanprestaties
En nu krijgen de politiek en de politieleiding opnieuw onderuit de zak van de Inspectie van Justitie en Veiligheid. Op aandringen van de politiebonden onderzocht die waakhond het reilen en zeilen binnen de DLIO vanaf 2013. De conclusies zijn niet verrassend.

  • Binnen de Nationale Politie is de opsporing van start gegaan met onvoldoende mensen, een te krap opleidingsbudget en gebrekkige ICT-voorzieningen – of zoals het in het rapport staat ‘zonder de nodige personele randvoorwaarden en middelen.’
  • Het prestatievermogen van de recherche werd verder op de proef gesteld door de keuze om ondanks de onderbezetting en budgetbeperkingen toch aan te sturen op ‘verbreding van het takenpakket’, oftewel het leveren van betere informatie (= eerder en concreter) op relatief nieuwe opsporingsgebieden als terrorisme, cybercrime en mensenhandel.
  • In die situatie ontbrak het jarenlang aan duidelijkheid over ‘concrete doelen, taken, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, doorlooptijden en producten’.
  • Deze giftige cocktail van werk- en prestatiedruk zorgde voor het ontstaan van spanningen en conflicten op de werkvloer. ‘De veelal informele besluitvorming van toezeggingen en beloftes binnen het LIRC heeft geleid tot een verziekte werksfeer, waarbij men elkaar beticht van machtsmisbruik, vriendjespolitiek en discriminatie. Gevolg: een forse afname van het personele welzijn van veel werknemers.’

Buitenlandprojecten
Het meest prangende voorbeeld van een losgeslagen wanhoopsoffensief binnen de DLIO zijn wellicht de buitenlandprojecten. Vanaf een bepaald moment begint het LIRC (extra) mensen in te zetten voor (extra) informatie-inwinning in het buitenland. Deze projecten worden ervaren als ‘promotie’ en ‘spannend’. De ogenschijnlijke willekeur van de uitgezonden collega’s leidt tot verdenkingen van machtsmisbruik, vriendjespolitiek en discriminatie.

Tot overmaat van ramp blijft de operationele borging van deze initiatieven achterwege. Hierdoor komt het voor dat binnen projecten mensen menen een mandaat te hebben voor het nemen van beslissingen terwijl dat bij anderen (soms binnen hetzelfde project) onbekend is. Ook zijn vaak de randvoorwaarden niet op orde. Het komt voor dat mensen naar het buitenland worden gestuurd zonder dat bijvoorbeeld hun accreditatie op orde is.

Al snel zorgen de buitenlandprojecten van het LIRC voor aanvaringen met het TCI, met wie geen enkel overleg wordt gevoerd. Daardoor is onduidelijk wie met welk mandaat opereert en of buitenlandse bronnen eigenlijk wel beschermd zijn. Dit schaadt de informatiepositie van Nederland – daarvoor wordt al voor 2020 duidelijk gewaarschuwd door externe betrokkenen als het Openbaar Ministerie en de Koninklijke Marechaussee.

Koude douche
Het rapport is te lezen als één grote aanklacht tegen de politiek en de strategische politietop, aldus de bonden. ACP-voorzitter Gerrit van de Kamp: ‘Je zou denken dat deze koude douche voldoende moet zijn om ze wakker te schudden en de juiste beslissingen te laten nemen. En dan bedoel ik niet het wegsturen van een paar klokkenluiders of een andere zogenaamd doortastende maatregel. Wij zullen trouwens ook niet accepteren dat hardwerkende politiemensen op die manier het slachtoffer worden van politieke spelletjes.’

Helemaal opnieuw beginnen
Volgens de NPB en de ACP is er maar één manier om het tij te keren: de oprichting van een nieuwe, vanaf het begin veel beter uitgeruste recherche-eenheid die zich volledig richt op het ontmantelen van zware en georganiseerde drugscriminaliteit en andere grote dreigingen zoals de bestrijding van terrorisme en cybercrime. Veel landen zoals Amerika, Australië en Engeland kennen al jaren dit soort diensten die op nationaal en internationaal niveau aanvullend zijn op de politie en andere opsporingsdiensten.

De nieuwe eenheid zou een grotere krachtenbundeling betekenen dan het multidisciplinair interventieteam (MIT), dat minister in 2020 in het leven riep na de moord op advocaat Derk Wiersum. ‘Het MIT is inmiddels alweer vastgelopen in de interne conflicten binnen de Landelijke Eenheid,’ stelt NPB-voorzitter Jan Struijs. ‘Dat heeft forse vertraging opgeleverd en het tijdelijk onderbrengen van dit interventieteam bij de korpsleiding. De participerende diensten zijn drukker met de vraag wie waarover moet gaan dan met opsporingswerk.’

Kick-start Nederlandse recherche
2021 is een verkiezingsjaar en de komende formatiebesprekingen bieden volgens Struijs en Van de Kamp een mooie gelegenheid om de politieke bakens op opsporingsgebied te verzetten. ‘Wij roepen het nieuwe kabinet op een grote stap voorwaarts te zetten bij het verbeteren van de Nationale Politie. Verlies de DLIO en het LIRC uit hun lijden en investeer in een nieuwe, doelgerichte en goed uitgeruste opsporingseenheid. Dat zou de recherche in staat stellen weer een betrouwbare internationale partner te worden in de bestrijding van de georganiseerde misdaad, terrorisme en cybercrime.’

Ook is het hoog tijd dat de werkgever ophoudt met parasiteren op de veiligheid en gezondheid van rechercheurs. ‘Maak een eind aan acht jaar doormodderen met onvoldoende mensen en middelen. Het is een wonder dat de uitvoerende mensen binnen de DLIO onder die zware omstandigheden nog zoveel prestaties hebben neergezet. De NPB en ACP staan pal achter ze in hun strijd voor een serieuze investering in de kwaliteit van het recherchewerk.’