Proefproces flexbonus: NPB in hoger beroep
De NPB gaat in hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland dat tweedejaars aspiranten in december 2022 terecht geen flexbonus hebben ontvangen. NPB-jurist Michiel Welter noemt de afwijzing een ‘tegenvallende tussenstap’ in het proefproces. Hij ziet nog voldoende juridische ruimte om de zaak met kans op succes voor te leggen aan de Centrale Raad van Beroep – de hoogste rechter in ambtenarenzaken.
Hoe zit het ook alweer? In de politie-cao 2022-2024 is afgesproken dat collega’s in een uitvoerende functie tot en met schaal 9 in 2022, 2023 en 2024 een extra tegemoetkoming krijgen. Deze flexbonus is bedoeld als beloning voor de extra onregelmatige inzet die van hen gevraagd wordt om de bezettingsproblemen het hoofd te bieden. Tweedejaars aspiranten vallen buiten deze afspraak.
Gelijke behandeling
De NPB vindt dat oneerlijk en heeft bij de werkgever aangedrongen op gelijke behandeling van gelijke gevallen. Ook van tweedejaars aspiranten worden in de praktijk duidelijke extra inspanningen gevraagd om de gevolgen van de onderbezetting op te vangen. Als hun praktijkbegeleider veel (extra) onregelmatige diensten draait, gaan zij daarin automatisch mee. Ook worden aspiranten – anders dan afgesproken – steeds vaker ingezet voor noodhulpdiensten.
Het korps houdt vol dat hij netjes doet wat met de bonden in de politie-cao 2022-2024 is afgesproken: het toekennen van de flexbonus aan dienders met een voltooide opleiding en de nodige ervaring. Die zijn onontbeerlijk om de capaciteitsproblemen op verantwoorde wijze binnen de perken te houden. Dat geldt niet voor de tweedejaars aspiranten, van wie simpelweg niet dezelfde (extra) inspanningen (kunnen) worden gevraagd in de dagelijkse worsteling met de onderbezetting.
Gerechtvaardigd onderscheid
In haar uitspraak van 18 januari stelt de rechtbank Midden-Nederland de werkgever in het gelijk. De NPB stelt terecht – aldus de rechtbank – dat het korps bij de toekenning van de flexbonus een indirect onderscheid maakt tussen politiemedewerkers, in dit geval naar aanstellingsduur. Zo’n onderscheid is volgens de Politiewet 2012 niet toegestaan, tenzij daarvoor een voldoende zwaarwegende rechtvaardigingsgrond kan worden aangevoerd. De rechtbank vindt dat de werkgever daarin slaagt met het argument dat studenten tijdens hun inzet veel of voornamelijk lerend zijn en niet werkend onder extra zware omstandigheden.
Citaat: ‘De rechtbank ziet dat dit verschil in de praktijk niet altijd ervaren wordt, omdat het voorkomt dat aspiranten worden ingezet op een manier die niet in lijn is met de gemaakte afspraken over de inzet tijdens de opleiding. Dit blijft echter beperkt tot een aantal exemplarische voorbeelden. Naar het oordeel van de rechtbank doen deze voorbeelden niet af aan het feit dat aspiranten een leerfunctie hebben, waarbij een andere verantwoordelijkheid hoort dan die van politieambtenaren met een LFNP-aanstelling. Dit ziet de rechtbank ook terug in het feit dat in beginsel een ander nummer wordt gekoppeld aan de dienstvoertuigen waar aspiranten in meerijden, waar de meldkamer rekening mee houdt. Het verschil in functie is in zoverre niet slechts een papieren werkelijkheid.’
Centrale Raad van Beroep
De NPB gaat dit juridische oordeel aanvechten bij de Centrale Raad van Beroep – de hoogste rechter in ambtenarenzaken. Wanneer kunnen we het eindoordeel van de CRvB verwachten? Dat is heel lastig in te schatten. Het kan heel goed zijn dat dat pas ergens in 2025 wordt. Zodra daarover meer te melden is, doen we dat op deze website.
Voor alle duidelijkheid: het bovenstaande gaat allemaal over de uitbetaling van de eerste flexbonus in december 2022. Over het ontbreken van de tweede flexbonus op de salarisstrook van december 2023 heeft de NPB inmiddels nog eens namens ruim 1.000 tweedejaars aspiranten aparte bezwaarschriften ingediend. Die worden allemaal aangehouden, in afwachting van de ontwikkelingen in de lopende proefprocedure.
Volledigheidshalve: in een vergelijkbare tweede proefprocedure volgt half april een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De uitspraken van de rechtbanken kunnen verschillen, al was het maar omdat het gaat om andere proefpersonen. Ook tegen die tweede uitspraak zal sowieso hoger beroep worden aangetekend (hetzij door de NPB, hetzij door het korps). Het ligt in de rede dat de Centrale Raad van Beroep de twee uitspraken te zijner tijd gelijktijdig behandelt.