- Een structurele loonsverhoging van 1,3 procent vanaf 1 juli 2021
- Een eenmalige uitkering van € 700 bruto in augustus 2021 (telt mee voor je pensioenopbouw)
- Een eenmalige uitkering van € 50 netto in augustus 2021 (telt mee voor je pensioenopbouw)
De eenmalige uitkeringen vormen samen een thuisvergoeding. Deze is bedoeld als - blijk van waardering voor de inzet en belasting van politiemensen en ook hun thuisfront tijdens de coronacrisis;
- compensatie voor het nu nog ontbreken van een vergoedingsregeling voor kosten in verband met thuiswerken;
- overbrugging van de periode tussen 1 januari 2021 en de verhoging van de salarissen van politieambtenaren vanaf 1 juli 2021.
Veelgestelde vragen onderhandelaarsakkoord politie-cao 2021
In december 2020 was het loonbod van de werkgever een structurele salarisverhoging met 1,1 procent vanaf juli 2021 en met 0,2 procent vanaf januari 2022. Daarnaast bood de werkgever twee eenmalige uitkeringen van telkens € 300 bruto in januari 2021 en in januari 2022. Dit aanbod zou dan gelden voor een cao met een looptijd van anderhalf jaar (achttien maanden).
Het bod dat nu op tafel ligt is een structurele loonsverhoging van 1,3 procent vanaf juli 2021 en een eenmalige uitkering in augustus van € 750, waarvan € 50 netto beschikbaar komt. De loonsverhoging is dus voorzien over een kortere periode: één jaar in plaats van anderhalf jaar en zij komt eerder volledig tot uitkering – een winst van 0,2 procent. Daarnaast is het bedrag aan eenmalige uitkeringen verhoogd van € 300 voor 2021 naar € 750 voor 2021 – een winst van € 450 euro.
Dat is het gevolg van de financiering van dat bedrag uit de werkkostenregeling. Op basis van deze WKR kunnen werkgevers een percentage van de fiscale loonsom belastingvrij besteden aan vergoedingen en verstrekkingen aan hun personeel.
De eenmalige uitkeringen van € 700 bruto en € 50 netto gelden bij een dienstverband van 36 uur of meer. Werk je minder uren, dan krijg je een evenredig lager bedrag uitgekeerd.
De eenmalige uitkering van € 750 is van toepassing voor de collega’s die op 1 januari EN op 1 juli 2021 in dienst zijn van het korps. Ben je slechts op één van deze data in dienst, dan bedraagt het bruto deel € 350 en het netto deel € 25.
De eenmalige uitkeringen worden ook verstrekt aan collega’s die op 1 januari of 1 juli 2021 met levensloopverlof waren of zijn. Hetzelfde geldt voor medewerkers die op beide of een van beide data met ouderschapsverlof, geboorteverlof of calamiteitenverlof waren of zijn.
Je hebt geen aanspraak op de eenmalige uitkeringen als je op beide of een van beide data met politiek of onbetaald verlof was of bent. Bijlage 1 van het onderhandelaarsakkoord biedt een overzicht van verlofsituaties en de aanspraak op de eenmalige uitkeringen die daarbij geldt.
Vanaf het moment dat je RVU ingaat ben je met ontslag en niet meer in dienst van de politie. Als gewezen ambtenaar heb je geen aanspraak de eenmalige uitkeringen.
Ontvang je een WAO-uitkering, dan biedt het korps je de optie om van uitbetaling van de eenmalige uitkering van € 700 bruto af te zien. Er is geen algemeen advies te geven over nut en noodzaak daarvan. De (financiële) gevolgen van uitbetaling zijn afhankelijk van iemands individuele situatie. Naast een korting op je WAO-uitkering kan uitbetaling van de eenmalige uitkering ook gevolgen hebben voor je invaliditeitspensioen of herplaatsingstoelage.
Ontvang je een WIA-uitkering, dan wordt die bij het binnenkomen van de eenmalige uitkeringen eenmalig verlaagd. Je houdt dan ongeveer een derde van het extra bedrag over.
Deze gevolgen van de inrichting van ons sociale zekerheidsstelsel zijn niet te omzeilen door de eenmalige uitkeringen voor groepen onder de werkkostenregeling te brengen. De uitkeringen zijn op grond van de cao voor alle medewerkers geregeld en daarin mag vervolgens geen onderscheid meer worden gemaakt.
De eenmalige uitkeringen zijn deels bedoeld als compensatie voor het nog niet tijdig regelen van een tegemoetkoming in de extra kosten van de collega’s die in 2021 (extra) thuis hebben moeten werken. In de tweede helft van 2021 zal bij de onderhandelingen over een nieuwe reisregeling nader worden gesproken over een structurele thuiswerkvergoeding vanaf 2022.
Sinds het bestaan van de eindejaarsuitkering wordt deze in december uitbetaald. Veel leden lieten de bonden weten dit bedrag graag eerder in het jaar te willen ontvangen omdat december over het algemeen een dure maand is. De werkgever bleek bereid aan deze wens tegemoet te komen en de eindejaarsuitkering voortaan een maand eerder uit te betalen.
Aangezien in november 2021 nog geen jaar voorbij is sinds de verstrekking van de eindejaarsuitkering in december 2020 wordt dan eenmalig elf twaalfde deel uitbetaald. In november 2022 wordt dan weer een volledige eindejaarsuitkering uitbetaald.
Dat zijn de bonden helemaal met je eens. Alleen was dat nog niet zo geregeld in de rechtspositie. De OVW-periodieken horen niet bij de salarisschaal van de functie die je hebt. Om die reden worden ze niet meegerekend als je overstapt naar een lagere functie en de inschaling opnieuw bekeken moet worden. Voortaan zal dat dus wel het geval zijn.
Als voorbeeld: een collega wil een stap terug doen van senior observant naar generalist observant. Beide functies kennen OVW. Gevolg is nu nog dat deze collega teruggaat van de maximale OVW-periodiek bij schaal 8 naar de ‘gewone schaal’ 7. Daarbij raakt hij zijn OVW kwijt en moet hij die opnieuw opbouwen. Hij duikelt dus van trede 14 van schaal 9 naar trede 14 van schaal 7. Door deze cao-afspraak komt de collega voortaan op trede 14 in schaal 8.
Ten tijde van de vorming van de Nationale Politie en de invoering van het nieuwe Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) zijn wel nieuwe rechtspositionele afspraken gemaakt over de toelagen en vergoedingen voor de strategische top (schaal 15 en hoger), maar niet over die van de medewerkers in schaal 12, 13 en 14. Afgesproken was dat hun secundaire arbeidsvoorwaarden op een later moment nader zouden worden bekeken en waar nodig aangepast. Door deze afspraak wordt daar nu eindelijk invulling aan gegeven.
Ten tijde van de vorming van de Nationale Politie en de invoering van het nieuwe Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) zijn nieuwe rechtspositionele afspraken gemaakt over de toelagen en vergoedingen voor de strategische top (schaal 15 en hoger). Er is toen afgesproken dat de gevolgen van deze ontwikkelingen voor de arbeidsvoorwaarden van de medewerkers in schaal 12/13/14 op een later moment nader zouden worden bekeken en waar nodig aangepast. Door deze afspraak wordt daar nu eindelijk invulling aan gegeven.
Op basis van de Regeling ruilmogelijkheden arbeidsvoorwaarden politie (RAP) kun je je vakbondscontributie één keer per jaar fiscaal vriendelijk laten verrekenen met je salaris. Dat moet je dan wel elk jaar voor december aankaarten in Youforce. Dat laatste wordt nog wel eens vergeten en is administratief omslachtig. Daarom is afgesproken dat je vanaf 2022 eenmalig de keuze kunt maken en het daarna niet jaarlijks opnieuw hoeft aan te vragen. Het aanvraagproces wordt dus gemakkelijker. Een reden om niet te kiezen voor uitruil kan zijn dat daardoor je dagloon voor de WW of WIA (iets) lager uitvalt als je daarmee te maken krijgt.
Voor meerdere groepen medewerkers binnen de politie – zoals de collega’s van de Dienst Speciale Interventies en de afdeling Werken Onder Dekmantel – zijn in de loop der tijd voorzieningen getroffen in de vorm van specifieke vergoedingen of toelagen voor het werken onder bijzondere omstandigheden. Om rechtsongelijkheid tussen groepen te voorkomen is afgesproken dat er een uniform beoordelingskader wordt opgesteld waaraan verzoeken om specifieke vergoedingen voortaan getoetst kunnen worden.
De extra toeslag voor overwerk bedraagt € 6 per uur en is al jaren niet gewijzigd. Net als bij de OT en consignatievergoeding zal deze toeslag voortaan verhoogd worden met de verhoging van het primaire salaris. Als per juli 2021 de salarissen worden verhoogd met 1,3 procent werkt dat ook door in de overwerktoeslag. Die wordt dan € 6,08 per uur overwerk.
Dat klopt. Het onderhandelaarsakkoord bevat de afspraak om de vergoeding voor overuren weer naar keuze van de medewerker te laten vergoeden in geld of in verlof dat naar de LFU gaat. De medewerker krijgt weer regie over hoe hij de overuren het liefst gecompenseerd ziet.
Het oordeel daarover hangt af van je persoonlijke wensen. Al jarenlang vragen leden ons om in de cao-inzet de fiscaal vriendelijke aanschaf van een e-bike voor woon-werkverkeer op te nemen. Op basis van de huidige Regeling ruilmogelijkheden arbeidsvoorwaarden politie (RAP) is het maximale bedrag dat je eens in de drie jaar via de werkgever belastingvrij aan een fiets voor woon-werkverkeer kunt besteden – exclusief accessoires en verzekering – € 749. Dat is niet voldoende om een e-bike kopen.
Tijdens de cao-onderhandelingen bleek de werkgever bereid het belastingvrije bedrag van € 749 te verhogen tot € 1.500, maar dan wel inclusief accessoires en verzekering. Ook stelde hij als voorwaarde dat de aankoopmogelijkheid zou worden verlaagd van eens in de drie jaar naar eens in de vijf jaar. De reden daarvoor is dat de RAP beslag legt op de ruimte in de werkkostenregeling (WKR) en overschrijding van die fiscale ruimte de werkgever extra kosten oplevert. Voor bonden maakt het niet uit hoe het wordt gefinancierd, maar hier zat dus de beperking/reikwijdte in de onderhandelingen omdat de werkgever daar een grens stelde.
Al met al is de uitkomst van de onderhandelingen dus een belastingvrij bedrag van € 1.500 eens in de vijf jaar, inclusief accessoires en verzekering. Dat is geen verbetering voor de collega’s die nu gewend zijn elke drie jaar een nieuwe fiets te kopen op basis van de RAP en met het huidige maximum van € 749 voor alleen de fiets goed uit de voeten kunnen. Op basis van de afgesproken nieuwe regeling kunnen ze met volledige fiscale ondersteuning een duurdere fiets of een e-bike aanschaffen, maar wel minder vaak een nieuw exemplaar dan ze gewend waren.
Een aantal loopbaanafspraken is de afgelopen jaren nog niet in beleid omgezet of naar behoren uitgevoerd. Daarom gaat de werkgroep Ontwikkeling onder directe aansturing van het CGOP – het hoogste overlegorgaan op arbeidsvoorwaardengebied binnen de politiesector – deze afspraken alsnog oppakken. De voortgang wordt periodiek met de minister persoonlijk besproken door de bonden. Waar nodig wordt snel geëscaleerd door op hoger niveau knopen door te hakken, discussies te beslechten en uitvoeringsproblemen op te lossen.
De regels voor interne vacaturevervulling zijn vastgelegd in het wervings- en selectiebeleid. Maar zorgen deze voor goede uitkomsten en vooral: kan het eenvoudiger? Krijgen interne kandidaten een eerlijke kans ten opzichte van externe sollicitanten? Hoe kun je het beste geschiktheid beoordelen? Doel van het onderzoek is om antwoord te krijgen op dit soort vragen. Daarna kan het systeem verbeterd worden.
Door de krappe opleidingscapaciteit bij de Politieacademie kunnen collega’s met het N2-politiediploma daar de komende tijd geen doorstroomopleiding volgen. Werkgever en bonden hebben afspraken gemaakt over deze medewerkers toch uitzicht te geven op loopbaanstappen binnen de politie. Elke collega krijgt de mogelijkheid om zich aan te melden voor een kwalificatietraject dat opleidt voor de medewerkersfunctie in schaal 6.
Deze afspraak geldt voor de assistenten met een niveau 2 politieopleiding of een daarmee gelijkgesteld (ouder) diploma. Voor assistenten met een ATH-BOA-certificaat geldt dat er – net als voor andere collega’s met of zonder basispolitiediploma – ook loopbaanstappen mogelijk moeten zijn. Om dit voor elkaar te krijgen is afgesproken dat een werkgroep onder directe aansturing van het CGOP al bestaande afspraken over doorstroom naar hogere functies en loopbaanpaden gaat uitwerken.
Er is een selectieproces met in ieder geval de stabiliteitstoets. Dit moet uitwijzen of je in staat bent het kwalificatietraject met succes te doorlopen.
Het succesvol doorlopen van het kwalificatietraject levert je een getuigschrift op – geen politiediploma, want die mag volgens de wet alleen worden verstrekt na het voltooien van de officiële politieopleiding – en een aanstelling als medewerker GGP (agent). Na drie jaar werken en voldoende functioneren als medewerker GGP (agent) volgt dan een aanstelling in de functie generalist GGP (hoofdagent).
Het getuigschrift biedt net als een politiediploma toegang tot voortgezet politieonderwijs (VPO) passend bij de functies medewerker GGP en generalist GGP. Ben je eenmaal aan de slag als hoofdagent, dan krijg je ook de kans om deel te nemen aan een kwalificatietraject op MBO 4-niveau. Doorstromen naar een seniorfunctie is echter pas mogelijk nadat je negen jaar ervaring als generalist hebt opgedaan – en uiteraard bij voldoende functioneren.
Tot op heden verricht een groot aantal medewerkers verspreid over de organisatie werkzaamheden op basis van een ATH-BOA-certificaat of een executieve aanstelling met specifieke inzet. Om dit beter te organiseren worden deze functies samengebracht in een nieuw vakgebied. Het biedt ook een kans om de door de bonden vurig gewenste AOPV als vervanger voor de BOA-certificering te realiseren.
Nee, je houdt wat je nu hebt. Pas als je zelf stappen richting een andere functie zet, kan het zijn dat je wordt aangesteld in het nieuwe vakgebied. Of dit gevolgen kan hebben voor opgebouwde rechten zoals OVW-periodieken moet nog worden uitgewerkt.
Je kunt voortaan op ieder moment in het jaar een (nieuwe) modaliteit (werktijdpatroon) aanvragen voor de duur van een jaar. Leidinggevenden moeten dan binnen zes weken een besluit nemen. Deze termijn kan één keer met zes weken worden verlengd. Is er dan nog geen besluit genomen, dan wordt de aanvraag automatisch gehonoreerd.
Net zoals nu heeft een modaliteit een geldigheidsduur van een jaar en wordt ze stilzwijgend verlengd tenzij de werkgever of de medewerker behoefte heeft aan aanpassing. De leidinggevende kan pas besluiten dat hij een modaliteit niet wil toekennen of verlengen als hij daarvoor eerst advies heeft ingewonnen bij de Modaliteitencommissie.
Nee, dat is pertinent onjuist. De vier Nederlandse politiebonden zijn onafhankelijke belangenverenigingen met als voornaamste inkomstenbron de contributie van de leden. Hun op solidariteit, ervaring en deskundigheid gestoelde vakbondswerk in dienst van hun leden levert echter een belangrijke bijdrage aan de kwaliteit van de arbeidsvoorwaarden en de werkomstandigheden bij de politie in het algemeen. Daar profiteren de medewerkers die niet bij een bond zijn aangesloten van mee. Om die reden ondersteunt de werkgever het inhoudelijke werk van de politiebonden met een werkgeversbijdrage.
Er is echter geen sprake van dat het afsluiten van een cao de politiebonden een financiële handdruk van de werkgever oplevert, zoals de NOS op woensdag 2 juni ten onrechte meldde in een bericht over het omstreden optreden van de LBV, een bond voor uitzendkrachten. Was dat wel het geval, dan zou je verwachten dat de politiebonden al jaren aansturen op alleen nog cao’s met een looptijd van een jaar. De geschiedenis laat echter zien dat de meeste politie-cao’s een looptijd hebben van twee à drie jaar. Dat laat zich ook wel verklaren: de bonden zijn geneigd door te gaan met onderhandelen totdat ze denken het maximaal haalbare te hebben bereikt – en in de regel is van de werkgever meer gedaan te krijgen bij een langere looptijd.
De onderhandelaars van de bonden zijn met 1,3 procent akkoord gegaan vanuit hun deskundige inschatting dat dit in de huidige politieke situatie het maximaal haalbare is. Het binnenhalen van deze verhoging voor alleen 2021 (en niet voor de periode tot juli 2022) biedt bovendien uitzicht op nieuwe onderhandelingen in een nieuwe politieke situatie over een nieuwe structurele salarisverbetering vanaf 1 januari 2022.
In hoeverre de structurele salarisverbetering van 1,3 procent leidt tot koopkrachtbehoud (inflatiecorrectie) is nu nog moeilijk te zeggen, aangezien die vergelijking doorgaans op jaarbasis gemaakt wordt. Een factor die je daarbij moet meewegen is dat de politiesalarissen in juli vorig jaar nog met 2,7 procent verhoogd zijn - op basis van de afspraken in de vorige (driejarige) politie-cao. Dat percentage lag aanzienlijk hoger dan de inflatie over 2020. De geschiedenis leert dat je de waarde van cao-salarisafspraken beter kunt beoordelen door ze op middellange termijn af te zetten tegen de ontwikkeling van de inflatie. Mede door het langjarige karakter van de meeste cao’s zitten de salarisverbeteringen de ene keer boven en de andere keer onder de inflatiepercentages.
Vergelijking inflatie/structurele loonsverhogingen politie
2015
Inflatie 0,6 procent
Loonstijging CAO 1,25 procent
2016
Inflatie 0,3 procent
Loonstijging CAO 4 procent
2017
Inflatie 1,4 procent
Loonstijging CAO 1,25 procent
2018
Inflatie 1,7 procent
Loonstijging CAO 3 procent
2019
Inflatie 2,6 procent
Loonstijging CAO 2 procent
2020
Inflatie 1,3 procent
Loonstijging CAO 2,7 procent
2021
Inflatie 1,8 procent (tot en met april)
Loonstijging CAO 1,3 procent
Nee, dat is een misverstand. De werkgever is ermee akkoord gegaan de eindejaarsuitkering vanaf dit jaar (2021) in november al uit te betalen. Een wens van veel collega’s, die dat extra inkomen goed kunnen gebruiken in de feestmaand december. De prijs voor het vervullen van deze wens is dat iedereen eenmalig genoegen moet nemen met een lagere uitkering. Niet omdat de werkgever een bedrag in zijn zak steekt, maar omdat je de eindejaarsuitkering in de loop van een jaar in maandelijkse porties bij elkaar ‘spaart’. En tussen december 2020 (vorige uitkering) en november 2021 zitten simpelweg slechts elf maanden. Vandaar de aanduiding in de cao-tekst dat iedereen dit jaar 11/12 deel krijgt uitgekeerd.
Vanaf december 2021 begin je met het opbouwen van de eindejaarsuitkering voor volgend jaar, zodat je in november 2022 weer een bedrag krijgt ter waarde van twaalf keer het maandelijkse opbouwbedrag. Dus nee, deze afspraak is puur een gebaar van goede wil richting de werknemers; de werkgever wordt hier financieel niets wijzer van.
Er zijn collega’s die het onbegrijpelijk vinden dat de onderhandelaars van de bonden akkoord zijn gegaan met zes maanden zonder structurele loonsverhoging. In hun ogen is dat een bewijs van knoeiwerk of zelfs heulen met de werkgever, want het politiepersoneel heeft ‘gewoon’ recht op een loonsverhoging vanaf de eerste maand na het verlopen van de oude cao.
Dat laatste is echter een misverstand. Of een nieuwe cao in de tijd aansluit op de vorige cao en wanneer binnen de looptijd van de nieuwe cao een structurele loonsverhoging begint – het zijn allemaal zaken die stuk voor stuk moeten worden afgesproken met de werkgever. Lukt het niet om daarover tot een akkoord te komen, dan kan het gebeuren dat de bestaande arbeidsvoorwaarden een bepaalde periode blijven zoals ze zijn. Dan gaan bijvoorbeeld de lonen een jaar niet omhoog.
Voor alle duidelijkheid: natuurlijk zetten de bonden altijd in op een structurele loonsverhoging vanaf het begin van de looptijd van een nieuwe cao. En natuurlijk zal de werkgever altijd proberen een wat latere begindatum af te spreken voor deze relatief dure afspraak. Een structurele loonsverhoging is een extra kostenpost waar hij voor altijd en voor elke nieuwe medewerker aan vastzit en die de grondslag wordt voor nog meer extra kosten.
Het is echter te kort door de bocht om te beweren dat het loslaten van een structurele loonsverhoging vanaf de eerste maand van een nieuwe CAO neerkomt op het ‘beroven’ van het personeel. De taak van de onderhandelaars is te komen tot een totaalpakket aan afspraken dat voor ‘de’ politiemedewerkers zo gunstig mogelijk is. De mogelijkheden die de bonden daarbij hebben zijn afhankelijk van de sociaaleconomische en politieke situatie. Die was bij de huidige onderhandelingen verre van optimaal: coronacrisis, historisch hoog begrotingstekort, kabinetscrisis, demissionair kabinet, stagnerende formatie.
Kort samengevat: de onderhandelaars van de bonden zijn uiteindelijk akkoord gegaan met een structurele loonsverhoging vanaf 1 juli 2021 omdat daar naar hun oordeel voldoende pluspunten tegenover staan in de andere afspraken. Daartoe behoren onder andere de afspraak om de looptijd van de cao te beperken tot één jaar (ook dat is een politiek besluit) en om de eenmalige uitkeringen in dat ene jaar te verhogen van € 300 naar € 750.
Nee, dat kan nu nog niet, maar hopelijk zo spoedig mogelijk wel. Door het pensioenakkoord is de hoeveelheid verloftijd die je maximaal belastingvrij bij elkaar kunt sparen uitgebreid van vijftig naar honderd weken. Deze verruiming maakt het voor politiemensen interessant om uit meer bronnen verlof te kunnen sparen. Daarom is nu afgesproken dat onderzocht zal worden of ook bovenwettelijke vakantie-uren – dat zijn de uren boven de wettelijk verplichte vier weken vakantieverlof per jaar – desgewenst aan een LFU-tegoed kunnen worden toegevoegd.
Voor de jaren 2021, 2022 en 2023 is afgesproken dat de bovenwettelijke vakantie-uren ook in geld opgenomen mogen worden, net als in 2020 het geval was. Gunstig element van de nieuwe afspraak is dat de keuze al eerder in het jaar kan worden gemaakt.
De loonsverhoging en de eenmalige uitkeringen gelden voor alle medewerkers in dienst van de politie en rijksrecherche. Aspiranten in het eerste leerjaar vormen een bijzondere categorie, want zij krijgen een vergoeding in plaats van een salaris. De hoogte van deze vergoeding is gekoppeld aan de hoogte van de studiebeurs van het ministerie van Onderwijs en wordt dan ook niet aangepast op basis van cao-afspraken over structurele loonsverhoging. Aspiranten in het eerste leerjaar krijgen wel gewoon de eenmalige uitkering als ze op 1 januari en 1 juli dit jaar in dienst waren. Zijn ze alleen op 1 juli in dienst, dan krijgen ze de helft.
Het salaris voor aspiranten vanaf het tweede jaar en voor aspiranten in het eerste leerjaar met salaris omdat ze al werkervaring hadden wordt wel verhoogd per juli met 1,3 procent.
Let op: al het bovenstaande geldt uiteraard alleen als de leden van de bonden akkoord gaan met het onderhandelaarsakkoord.
Voor politiemensen met een jaarloon tot € 68.507 blijft er van de eenmalige uitkering van € 700 een bedrag van € 440 over. Voor collega’s met een hoger inkomen komt het resterende bedrag uit op € 354. Het bijzondere belastingtarief dat bij de uitbetaling wordt gehanteerd ligt weliswaar voor de meeste collega’s tussen de 40 en 50 procent, maar bij de uiteindelijke fiscale afrekening (in 2022) moet voor hen een heffingspercentage van 37,10 procent uit de bus komen.
Voor alle duidelijkheid: bij de uitbetaling in augustus 2021 blijft er van de eenmalige uitkering ongeveer 50 tot 60 procent over, aangezien de werkgever verplicht is het hogere belastingtarief voor bijzondere beloningen toe te passen. In tweede instantie (bij de belastingaangifte in 2022) wordt te veel betaalde belasting door de Belastingdienst verrekend bij het vaststellen van het bedrag dat je aan loonbelasting verschuldigd bent.
Het bijzondere belastingtarief voor bijzondere beloningen hangt af van je jaarloon in het voorafgaande fiscale jaar. Voor 2021 gelden de volgende tabellen.
Bij het maximumbedrag in schaal 6 gaat het om een salarisstijging van € 41 per maand. Berekend over de eerste zes maanden van 2021 is de schade € 246 bruto/ € 155 netto.
Bij het maximumbedrag in schaal 7 gaat het om een salarisstijging € 44,50 per maand. Berekend over de eerste zes maanden van 2021 is de schade € 267 bruto/€ 168 netto.
Bij het maximumbedrag in schaal 8 gaat het om een salarisstijging van € 50,50 per maand. Berekend over de eerste zes maanden van 2021 is de schade € 303 bruto/€ 190 netto.
Kortom: een eenmalige uitkering van € 700 bruto – voor de meeste politiemedewerkers € 440 netto – en € 50 netto is meer dan genoeg om de zes maanden misgelopen salarisstijging van 1,3 procent te compenseren. Het bedrag is dan ook tevens bedoeld als tegemoetkoming voor het werken in coronatijd en het vooralsnog uitblijven van een thuiswerkvergoeding.
Op basis van het landelijk pensioenakkoord uit 2019 kunnen beroepssectoren bij het ministerie van Sociale Zaken een subsidie aanvragen voor maatregelen ter bevordering van de duurzame inzetbaarheid van medewerkers. De werkgever en de bonden binnen de politiesector hebben afgesproken een aanvraag te doen en de eventueel toegekende subsidie te gebruiken om medewerkers in de jaren 2021 en 2022 een fitheidsvoucher te verstrekken die ze kunnen besteden aan vooraf bepaalde diensten en producten. Gedacht wordt aan een uitgebreid pakket aan sportartikelen en -activiteiten of workshops/cursussen.
De exacte waarde van de fitheidsvouchers in 2021 en 2022 is nog niet bekend, want die hangen af van de uiteindelijke subsidietoekenning. Vanaf 2023 wordt de voucher onafhankelijk van subsidietoekenning toegekend; hij krijgt dan om te beginnen een waarde van 100 euro netto. De waarde van de voucher groeit vervolgens jaarlijks mee met de structurele verhoging van de politiesalarissen (indexatie).
De fitheidsvoucher moet niet verward worden met de huidige mogelijkheid om een fitnessabonnement fiscaal uit te ruilen op grond van de RAP. Deze mogelijkheid blijft bestaan. Zie artikel 3 lid 3 onder g van de RAP: https://wetten.overheid.nl/BWBR0025269/2009-07-01