25 januari 2022

Bonden bepleiten herpositionering Landelijke Eenheid

Het derde rapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid over de taakuitvoering binnen de Landelijke Eenheid geeft opnieuw een zorgelijk beeld van falend leiderschap. De ACP en NPB waarschuwen al jaren voor de risico's en spanningen die dat oplevert voor de medewerkers van cruciale opsporingsdiensten. Ze zijn er niet gerust op dat kritische rapporten genoeg zijn om de korpsleiding tot de noodzakelijke maatregelen aan te sporen.

Het nieuwste rapport van de Inspectie betreft de afdeling Afgeschermde Operaties (AO) van de Dienst Speciale Operaties (DSO). Eerder verschenen onderzoeksrapporten over de Dienst Landelijke Informatieorganisatie (DLIO, januari 2021) en het cluster Contraterrorisme, Radicalisering en Extremisme (december 2021). Dit voorjaar volgt ter afsluiting een (beschouwend) rapport over de organisatorische inbedding van en de sturing op de afdelingen en de diensten binnen de Landelijke Eenheid.

Kritische conclusies
Net als eerder over de DLIO en het cluster Contraterrorisme is de Inspectie ook kritisch over de realisatie van de organisatiedoelstellingen, de sturing en de cultuur binnen de afdeling AO. Wederom stelt zij dat de aangetroffen knelpunten leiden tot potentiële risico’s in de taakuitvoering van AO. Risico’s die al daadwerkelijk tot tragische gevolgen hebben geleid binnen het team ‘Werken Onder Dekmantel’.

Zelfdodingen
De laatste jaren hebben de ACP en NPB tientallen politiemensen begeleid die in de problemen zijn gekomen door hun werk voor de dienst Werken Onder Dekmantel (WOD). Deze collega’s worden op zeer riskante wijze ingezet voor de bestrijding van de georganiseerde misdaad. Het is pijnlijk dat zij naast dit intensieve werk ook een gevecht moesten voeren voor betere werkomstandigheden en erkenning van het vak politie-infiltrant – en daarvoor vaak een hoge prijs betaalden. Het absolute dieptepunt zijn de drie zelfdodingen onder het uitvoerend personeel. Dit heeft diepe wonden geslagen. Het in november 2021 verschenen rapport-Brouwer (‘Uit het zicht’) beschrijft hoe ernstig de situatie is.

Onvoldoende diepgravend
Enerzijds zijn we als politiebonden blij met het vervolgonderzoek van de Inspectie Justitie en Veiligheid over de afdeling AO en kunnen we de bevindingen en conclusies voor het overgrote deel onderschrijven. We willen daarbij wel de kanttekening maken dat het onderzoek nog uitgebreider en meer diepgravend had gekund.

Ook in dit nieuwe rapport wordt de bal bijvoorbeeld nagenoeg volledig gelegd bij de uitvoering en de eerste laag leidinggevenden. Onterecht, want een flink deel van de problemen komt voort uit de keuzes van de strategische top bij de bouw van de Nationale Politie. Bijvoorbeeld het opheffen van de zeer specifieke bedrijfsvoering van deze diensten. De ACP en de NPB hebben destijds meerdere keren gewezen op de risico’s daarvan.

Hetzelfde kan gezegd worden over de rol van het OM op stelselniveau; ook die is in het onderzoek niet of nauwelijks onderzocht of zelfs maar benoemd. Door deze lacunes blijft de onderliggende oorzaak van de problemen volstrekt buiten beeld en dus waarschijnlijk ook het op effectieve wijze aanpakken en oplossen daarvan.

Onvoldoende ingrijpend
Anderzijds willen we als politiebonden ook duidelijk zijn over onze teleurstelling. Hoeveel onderzoeken en rapportages zijn er nog nodig om dieper in te grijpen in de problemen en de zorg voor medewerkers? Alle rapporten geven tot nu toe hetzelfde zorgelijke beeld.

• Er is veel professionele eenzaamheid.
• Leiderschap ontbreekt in een omgeving waar die het hardst nodig is.
• De politietop en het ministerie zijn onvoldoende strategisch alert.
• Medewerkers raken ernstig beschadigd.

De Inspectie stelt dat de aangetroffen knelpunten vragen om een stevige én voortvarende aanpak en doet daarvoor diverse aanbevelingen. Niet in de laatste plaats zal daarbij ruimschoots aandacht moeten zijn voor het personele welzijn. Ook nu weer geeft de Inspectie aan dat ze de noodzakelijke verbetermaatregelen nauwlettend en kritisch volgen.

Wachten op meer incidenten
De ACP en NPB zijn er niet gerust op dat dit alles voldoende gewicht in de schaal legt om tot wezenlijke veranderingen te komen. Binnen de dienst en de eenheid zullen leidinggevenden worden gewisseld. Er zullen verbeterplannen worden gemaakt en uitgevoerd. De Inspectie zal dit proces nauwlettend en kritisch volgen. Maar is dat genoeg? Het zoveelste onderzoek, het zoveelste rapport, het volgende verbeterplan, het wisselen van leidinggevende die op andere plaatsen weer opduiken. Veel medewerkers hebben het gevoel getuige te zijn van een soort cyclus, waarbij het wachten is op het volgende incident.

Angstcultuur
Nu meerdere rapportages hetzelfde beeld bevestigen is er geen sprake meer van een of meer incidenten per dienst, maar van een diepgeworteld probleem. Hard en plat gezegd hebben collega’s het gevoel te moeten werken in een angstcultuur, gevoed door een leiderschapsstijl op basis van macht en vriendjespolitiek. Tegenspraak is niet gewenst: de baas bepaalt wie wel of niet succesvol is. Mensen voelen zich als professional eenzaam en in de steek gelaten. Personeelszorg is er niet of nauwelijks omdat de span of control te groot is en processen onvoldoende aansluiten op de praktijksituatie. Medewerkers vinden het daardoor niet veilig om misstanden aan de kaak te stellen.

Herpositionering LE
De ACP en NPB zijn sterk voorstander van een herbezinning op de positionering van de Landelijke Eenheid door het duidelijk (onder)scheiden van landelijke ondersteunende en nationale/ internationale taken. Gedoe rondom de vorming van het MIT en de samenwerking met de Landelijke Eenheid illustreren de dieper liggende problemen.

Ander soort leiderschap
Organisatorische oplossingen kunnen helpen, maar belangrijker is het daarbij behorende (andere) leiderschap. Leiderschap is sterk bepalend is voor de cultuur binnen een organisatie en zeker ook binnen een landelijke eenheid. Ook hier blijkt wederom dat het huidige type leiderschap faalt en schade berokkent aan medewerkers. Het is niet de vinger van leiders die gevolgd worden maar de voetstappen. Voorbeeldgedrag, nabijheid, relatie, zorg en aandacht voor de medewerker en de professional.

We redden het niet met een volgend verbeterplan of met het weer rouleren binnen de carrousel van leidinggevenden. Het vraagt om een stevige herbezinning op die aspecten die werkelijk het verschil kunnen maken. Daarbij is naast alle genoemde punten ook een grotere erkenning van het recherchevak cruciaal.