Bevordering teamchefs B
In de praktijk doen een teamchef B en een teamchef C binnen de Nationale Politie hetzelfde werk. Een beloningsverschil tussen beide functies is dus onrechtmatig. Dat was het oordeel van de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2020 in een door twee teamchefs B aangespannen rechtszaak. Korpschef Henk van Essen kon niet om deze nieuwe juridische werkelijkheid heen. Begin februari liet hij weten dat alle andere teamchefs B ook bevorderd worden tot Teamchef C – in hun geval vanaf de datum van de uitspraak.
Goed nieuws, dat een eind maakt aan de jarenlange discussie over het (marginale) verschil tussen beide functies. Een onderscheid dat in de functiebeschrijving nog enigszins terug te vinden was, maar in het functioneren van de collega’s op de werkvloer allang niet meer.
Gemiste kans
Wel jammer dat er weer een procedure en een uitspraak van de rechter voor nodig waren om deze kwestie de wereld uit te krijgen. Het was beter geweest als dat de werkgever uit eigen beweging tot reparatie had besloten. Dan had je ook niet te maken gehad met het lastig uit te leggen verschil tussen de collega’s die met succes een zaak juridisch aanhangig hebben gemaakt (meestal samen met hun bond) en degenen die informeel hun vinger hebben opgestoken en vertrouwd hebben op hun overtuigingskracht in ‘een goed gesprek’.
Al jarenlang signalen
Een paar jaar na de start van de Nationale Politie in 2013 werden in Oost-Nederland de eerste vraagtekens gezet bij het verschil in werkzaamheden van de teamchefs B en de teamchef C. Twee functies uit het nieuwe Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) dat vanaf 2016 van kracht werd. Met ingang van dat jaar mochten politie-eenheden alleen nog medewerkers aanstellen in de 92 functies die waren opgenomen in het LFNP. Ook op de beschrijving en de waardering van deze functies hadden eenheidschefs geen invloed meer. Ze mochten wel zelf bepalen hoeveel medewerkers ze in welke LFNP-functies aan het werk zetten. Oost-Nederland koos voor veel teamchefs B, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Noord-Nederland.
RAAF-verzoek
Ruim drie jaar geleden werd ik samen met een jurist van de ACP door een groep teamchefs B uitgenodigd om eens te komen praten over hun waardering. Nagenoeg hetzelfde werk doen als de Teamchefs C, maar wel twee schalen lager betaald worden… Dat zat ze toch niet lekker. Wij adviseerden de teamchefs om een zogenaamd RAAF-verzoek in te dienen. De regeling aanvraag andere functie (RAAF) is de officiële weg om aan te kaarten dat je al langer dan een jaar een andere LFNP-functie verricht dan je officiële LFNP-functie – en dus in aanmerking komt voor benoeming in die andere functie.
Informele gesprekken
Uiteindelijk besloten de teamchefs B ons advies niet over te nemen. De situatie voelde niet goed, maar dat gold ook voor het idee om een procedure te beginnen tegen de eigen werkgever. Een worsteling die veel collega’s zullen herkennen. Deze groep teamchefs B koos voor de informele route. Op basis van verzamelde informatie en goed voorbereid voerden ze zelf meerdere gesprekken met de korpsleiding. Helaas zonder resultaat…
Twee andere teamchefs B kozen wel voor het indienen van RAAF-verzoeken. Hun formele route leidde tot een rechtszaak en tot het onverwacht gunstige oordeel van de Centrale Raad op 20 december. Vervolgens was de vraag: wat gaat dit betekenen van de andere teamchefs B in een vergelijkbare situatie? Hoe gaat de werkgever om met deze nieuwe juridische werkelijkheid?
Juridisch gelijk
Je zou zeggen: gelijke gevallen moeten gelijk worden behandeld. Maar dat geldt alleen als de gevallen waar het om gaat juridisch gelijk zijn. En daar wringt de schoen. Juridisch gezien zijn collega’s die op tijd een RAAF-verzoek hebben ingediend namelijk niet gelijk aan collega’s die dat pas later hebben gedaan of helemaal niet. De uitspraak van de CRvB leidde voor de werkgever uitsluitend tot de verplichting om de twee procederende teamchefs B te bevorderen vanaf de datum dat ze hun RAAF-verzoek hadden ingediend. Uiteraard is dat heel zuur voor collega’s in dezelfde situatie, maar zo werkt het juridische systeem nu eenmaal.
Alsnog een RAAF-verzoek
Na het bekend worden van de uitspraak heeft de NPB alle overige teamchefs B geadviseerd zo snel mogelijk alsnog een RAAF-verzoek in te dienen. Daar is volop gehoor aan gegeven: de juristen van de NPB hebben hard moeten werken om de vele verzoeken van leden op tijd de deur uit te doen. Daardoor was voor deze collega’s dan in ieder geval de mogelijkheid veiliggesteld om hun functie- en waarderingsprobleem juridisch aan te vechten. Tegelijkertijd waren al die ingediende verzoeken een mooie stok achter de deur om het korps aan te moedigen met een beleidsmatige oplossing over de brug te komen.
Collectieve regeling
Die verstandige weg heeft de werkgever na de jaarwisseling ook gekozen. Hij heeft een golf aan individuele juridische procedures voorkomen door te besluiten alle overige teamchefs B vanaf 10 december 2020 te bevorderen tot teamchef C. Daarmee doet de werkgever meer dan hij juridisch gezien zou hoeven doen. Het gevolg is dat nieuwe rechtszaken zinloos zijn geworden en alle door de NPB ingediende RAAF-verzoeken kunnen worden ingetrokken. Het doorzetten van een procedure kan namelijk nooit meer opleveren dan wat de werkgever nu heeft aangeboden. Het maximale resultaat daarvan zal altijd een latere ingangsdatum voor een bevordering zijn dan 10 december 2020.
Terugwerkende kracht
Het reparatiebesluit van het korps heeft een langer terugwerkende kracht van de huidige bevorderingen van teamchef B naar teamchef C juridisch onhaalbaar gemaakt. De geschiedenis herhaalt zich: vorig jaar speelde precies hetzelfde met de jarenlang ten onrechte niet aan Intelligence-medewerkers toegekende Toelage Bezwarende Functie (TBF). Ook na de uitspraken daarover was er een verschil in terugwerkende kracht tussen de collega’s die volhardend hadden geprocedeerd om het eindoordeel van de Centrale Raad van Beroep te krijgen en alle andere collega’s die daar ook de vruchten van plukten.
Laatste keer geweest
De bonden krijgen vaak het verwijt dat we verjuridiseren. Maar het is en blijft een feit dat de werkgever rechtszaken als het ware uitlokt door pogingen van medewerkers om jarenlange onvrede aan te kaarten niet serieus te nemen. Ik weet dat het besluit van de collega’s in Oost om ‘het goede gesprek’ aan te gaan in de tijd ongeveer samenviel met het besluit van twee andere om te gaan procederen. Bij allen die nu nadeel ondervinden van de informele route is de logische reactie: dat overkomt me niet nog een keer. Als NPB-eenheidsbestuurder blijf ik me inzetten voor informeel overleg en het samen uitwerken van oplossingen, want niemand zit te wachten op jarenlang procederen. Dat zou echt een uitzondering moeten zijn.