MEER OVER:

18maart

Filter:
Filter
Veelgestelde vragen

Welke verkeerde weg is de politiek volgens de bonden ingeslagen op pensioengebied?

Tien jaar geleden is de politiek begonnen de pensioenvoorzieningen in Nederland te verslechteren. Zo noemden politici dat zelf natuurlijk niet; die spraken liever over het ‘versoberen’ van de pensioenen. Dat was volgens hen noodzakelijk om ‘de overheidsfinanciën op orde te brengen’.

De opbouw van pensioenkapitaal wordt voornamelijk gefinancierd door de maandelijkse inleg van premiegeld door de werkgever. Dat doet hij als onderdeel van de beloning van zijn medewerkers: zoals bekend is pensioen uitgesteld loon vermeerderd met vele jaren rente op rente op rente. Hoe minder pensioenkapitaal er opgebouwd hoeft te worden, hoe lager de premie die een werkgever maandelijks moet afdragen. En de overheid is uiteraard een hele grote werkgever.

Vandaar dat de politiek de afgelopen tien jaar het Nederlandse pensioenstelsel op allerlei manieren is gaan bijsnoeien.

* De opbouw van het percentage pensioenkapitaal per jaar is verlaagd, waardoor werknemers meer jaren moeten werken voor dezelfde pensioenaanspraak: 40 jaar in plaats van 35 jaar. Een ingreep die vooral jongeren dupeert (ouderen behielden uiteraard hun opgebouwde rechten).

* Vanaf 2013 is de vaste AOW-gerechtigde leeftijd van 65 jaar losgelaten en hebben Nederlander jaar in jaar uit steeds later recht gekregen op dit staatspensioen. Sinds 1 januari 2019 is de AOW-gerechtigde leeftijd 66 jaar en vier maanden. Vanaf 2022 wordt dat 67 jaar en wordt de AOW-gerechtigde leeftijd gekoppeld aan de stijging van de levensverwachting: een jaar lang leven betekent dan een jaar langer werken (= een jaar later recht op AOW).

* Vroegpensioenregelingen zijn onbetaalbaar gemaakt – nog een ingreep die vooral jongeren dupeert. Dat geldt zeker voor jongere politiemedewerkers: die konden tot voor kort vijf jaar voor de AOW-gerechtigde leeftijd stoppen met werken (3,5 jaar als ze werkzaam waren in de bedrijfsvoering). Die mogelijkheid zal vanaf 2022 volledig wegbezuinigd zijn.

* Het verhogen van de pensioenuitkeringen om de inflatie te corrigeren (indexatie) wordt al tien jaar politiek geblokkeerd. Den Haag weigert de pensioenfondsen daarvoor de wettelijke ruimte te geven. Dit heeft ertoe geleid dat de koopkracht van de huidige en de toekomstige pensioenuitkeringen flink is gedaald. Van deze waardedaling zijn oud en jong dus de dupe.

Veelgestelde vragen

Wat is de kern van het pensioenconflict tussen de vakbonden en het kabinet?

Anno 2019 draait de economie alweer een paar jaar heel behoorlijk en zijn de overheidsfinanciën op orde. Er is zelfs een begrotingsoverschot. Toch is het huidige kabinet niet bereid voldoende geld uit te trekken om het Nederlandse pensioenstelsel structureel te verbeteren. Denk aan het inbouwen van gegarandeerde inflatiecorrectie om koopkrachtverlies te voorkomen. Denk aan het weer mogelijk te maken dat in CAO’s vroegpensioenregelingen worden afgesproken voor mensen in zware en/of hoog-risico-beroepen. (Daarvoor is nodig dat de fiscale RVU-boete volledig wordt afgeschaft en tegelijkertijd de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bevroren.)

Ook zeer bedenkelijk is de weigering van Rutte III om werk te maken van een vorm van pensioenopbouw door het toenemend aantal flexwerkers en ZZP’ers. Het principiële fundament van ons huidige pensioenstelsel is solidariteit. Zoveel mogelijk mensen doen (verplicht) mee en leveren een financiële bijdrage al naar gelang hun inkomen. Dat is ook een praktische keuze, want het laten groeien (renderen) van pensioenkapitaal lukt beter op grotere schaal. Door toe te staan dat steeds meer werknemers NIET meedoen komt de houdbaarheid van het huidige collectieve stelsel op ideële grondslag (samen sterk) onder druk te staan.

Dat vindt het kabinet Rutte III een prima ontwikkeling, want dat streeft sowieso naar meer individuele pensioenvoorzieningen (ieder voor zich). Uiteraard is de vakbeweging principieel tegen het doelbewust laten verslonzen van een wereldwijd bewonderd sociaal pensioenstelsel ten gunste van de persoonlijke rijkdom van een relatief klein deel van de maatschappij. Wij zijn bereid te vechten voor ons pensioenideaal: een fatsoenlijke, collectief opgebouwde oudedagsvoorziening voor iedereen – onafhankelijk van talent of geluk in het leven.

Veelgestelde vragen

Waarom zou ik als ondersteunend medewerker meedoen aan de actie op 18 maart? De bonden lijken zich vooral druk te maken om het regelen van vroegpensioen voor blauw (AOW op 66)…

Ook politiemedewerkers in de ondersteuning/bedrijfsvoering hebben alle reden om op 18 maart naar Den Haag te komen. In de strijd om een goed pensioen staan de vakbeweging drie doelen voor ogen, waarvan er minstens twee voor alle Nederlanders van belang zijn – en dus ook voor ondersteunende politiemedewerkers.

1. Nederland moet een pensioenstelsel behouden dat gebaseerd is op solidariteit tussen jong en oud en arm en rijk. De overheid moet het maatschappelijk belang respecteren van een oudedagsvoorziening waaraan zoveel mogelijk werknemers (verplicht) bijdragen al naar gelang hun inkomen en dat door zo’n collectieve opzet schaalvoordelen mogelijk maakt waar iedereen van profiteert. Het realiseren van deze schaalvoordelen komt in gevaar als de overheid toestaat dat steeds meer flexwerkers en ZZP’ers geen pensioen opbouwen en weigert het organiseren van solidariteit op pensioengebied te faciliteren. Maken we tegen deze verwaarlozing niet tijdig een politieke vuist, dan kan het huidige pensioenstelsel op enig moment in elkaar zakken door het verwaarlozen van de financiële en morele fundering.
Ook voor ondersteunende politiemedewerkers zonder liggende gelden zijn dan de rapen gaar.

2. De uitbetaalde pensioenbedragen moeten door de jaren heen verhoogd worden om hun waarde in koopkracht te behouden. Dat geldt zowel voor de huidige als voor de toekomstige uitkeringen. Jong en oud zijn dus gedupeerd doordat de pensioenfondsen al tien jaar lang geen inflatiecorrectie hebben mogen toepassen. Dat is geen gevolg van een natuurwet of een economische formule, maar puur van een politieke beslissing. Ook ondersteunende politiemedewerkers hebben hun huidige of toekomstige pensioen inmiddels tien procent in (koopkracht)waarde zien dalen en dat is best iets om tegen in opstand te komen.

3. De politiek heeft in tien jaar tijd alle vroegpensioenregelingen voor politiemedewerkers wegbezuinigd of fiscaal de nek omgedraaid. Belangrijk: dat ging niet alleen om doorbetaalde vertrekmogelijkheden voor executieve/uitvoerende collega’s. Mede door toedoen van de bonden waren rond de eeuwwisseling ook (extra) vroegpensioenopties voor ondersteunende politiemedewerkers tot stand gekomen. De terugkeer van onderhandelingsruimte op dit punt kan voor deze groep collega’s dus best interessant zijn – en dus ook het meedoen aan acties om die (financiële) ruimte af te dwingen.