Schrappen politietaken schiet nog niet erg op
Hebben minister Grapperhaus, korpschef Akerboom, de burgemeesters en het OM de afgelopen drie maanden gehoor gegeven aan de oproep van de politiebonden en noodmaatregelen genomen om de werkdruk bij de politie te verlagen? Helaas: tot nu toe hebben hun reacties voornamelijk bestaan uit woorden en het uitstellen van relatief kleine klussen.
Het lijkt er verdacht veel op dat gezagsdragers deze hete aardappel graag op elkaars bordje schuiven. En ondertussen gaat de overbelasting op de werkvloer gewoon door.
Na de persconferentie van de bonden op 21 november brachten meerdere burgemeesters plannen in de publiciteit om de werkdruk bij de politie te verlagen. Op meerdere plekken in het land zouden politiebureaus vaker voor het publiek worden gesloten. Burgemeester Ahmed Aboutaleb van Rotterdam (foto) liet weten bij voetbalwedstrijden en andere grootschalige of risicovolle evenementen 20 procent minder politie in te zetten. Ook burgemeester Jan van Zanen van Utrecht en burgemeester Jos Wienen van Haarlem kondigden soortgelijke goede voornemens aan. Voor zover bekend was burgemeester Sybrand Buma van Leeuwarden de enige die echt tot actie overging en in december vier festivals in 2020 schrapte.
Landelijke prioriteiten
Van de meeste aangekondigde maatregelen is onduidelijk of ze tot concrete acties hebben geleid – en wat de gevolgen daarvan zijn voor de werkdruk binnen het korps. Complicerende factor is dat de Nationale Politie er na de moord op advocaat Derk Wiersum veel beveiligingswerk heeft bijgekregen – in een situatie waarin de onderbezetting al een groot probleem was. Er moet sindsdien dus sowieso extra geschrapt worden in de werkzaamheden zonder dat dat enige verbetering brengt in de al bestaande werk- en roosterdruk.
Minder inzet bij evenementen
Begin april bespreken de voorzitters van de politiebonden de stand van zaken met het college van regioburgemeesters – vertegenwoordigd door de burgemeesters Aboutaleb en Wienen. De bonden verwachten dat er tegen die tijd concrete stappen zijn gezet om de werkdruk aan te pakken. Hoe dan ook lijkt hun advies om nog dit jaar de politie-inzet bij evenementen met dertig procent te reduceren niet opgevolgd te worden. Die verlaging is volgens de bonden heel goed mogelijk door organisatoren van evenementen zoveel mogelijk zelf beveiliging te laten regelen en geen vergunning af te geven als de veiligheidsrisico’s te groot zijn.
Minister aan zet?
Lichtelijk ontmoedigend is de tussenstand die burgemeester Hubert Bruls van Nijmegen deze week via het AD doorgaf. De burgemeesters in Oost-Nederland sturen volgens hem op de inzet van de politie door het afblazen van ‘klein werk’, zoals patrouilles en voorlichtingscampagnes. De echte keuzes bij het schrappen van politietaken moeten echter van hogerhand komen: ‘Minister Grapperhaus is aan zet. De minister en korpsleiding moeten in de Voorjaarsnota van het kabinet keuzes maken en ervoor zorgen dat bijvoorbeeld alle extra beveiligingstaken niet ten koste gaan van het reguliere politiewerk.’
Veiligheidsagenda 2019-2022
Kennelijk heeft minister Grapperhaus zich bedacht, want zijn eerste reactie op de oproep van de bonden was ronduit afwijzend. De uitvoering van het politiewerk op lokaal niveau en de daarbij gestelde prioriteiten – daar ging hij helemaal niet over. Dat was een taak van de burgemeesters, in overleg met de betreffende politie-eenheid en justitie. Blijkbaar hebben de burgemeesters hem inmiddels duidelijk weten te maken dat de landelijke prioriteiten (bijvoorbeeld de extra beveiligingstaken) ingrijpende gevolgen hebben voor de lokale inzetbaarheid van de politie. Grapperhaus heeft aangekondigd zich te gaan beraden op het aanpassen van de Veiligheidsagenda 2019-2022. Binnen zes maanden zal hij besluiten of daaruit onderwerpen geschrapt gaan worden. Een termijn die getuigt van gevoel voor urgentie? Naar politieke begrippen misschien wel.
Verkenningen en pilots
Ook het korps heeft welwillend gereageerd op de oproep van de politiebonden om snel besluiten te nemen die de werkdruk kunnen verminderen. Te denken valt dan aan het reduceren van de interne verantwoordings- en registratieprocessen, kortweg het verlagen van de administratieve belasting van politiemedewerkers. Helaas laten de praktische gevolgen te wensen over: de werkgever is begonnen aan ‘een verkenning van de mogelijkheden om pilots te draaien’, in afwachting van de aanbevelingen van een commissie die zich buigt over administratieve lastenverlichting.
Openbaar Ministerie
De politiebonden hebben vorig jaar ook de landelijke top van het Openbaar Ministerie aangeschreven en aangedrongen op een vermindering van het aantal zaken dat door de politie bij het OM moet worden aangeleverd. Tijdens een recent gesprek toonde het OM begrip voor de zorgen van de bonden, maar schoof het nemen van praktische beslissingen naar het bordje van de gezagsdriehoek op eenheidsniveau (burgemeester, officier van justitie en politiechef).
Het schiet dus (nog) niet erg op met het schrappen van politietaken door bestuurders. Een spijtige stand van zaken, zeker als je bedenkt dat de politiek door tien jaar kortzichtig bezuinigingsbeleid zelf verantwoordelijk is voor de ontstane krapte en de noodzaak om politietaken af te stoten.
Aanpak onderbezetting
In afwachting van concrete bestuurlijke maatregelen om de hoeveelheid werk in te dammen werken de politiebonden met de werkgever aan maatregelen om de beschikbaarheid van meer capaciteit te verbeteren – en dus de onderbezetting terug te dringen. De belangrijkste manier waarop we dat willen bereiken is een andere opzet van de basispolitieopleiding vanaf 2021, waardoor nieuwe medewerkers al na een jaar fulltime inzetbaar zijn. De werkgever voelt daar veel voor, maar lijkt niet bereid tot een package deal waarin tegelijkertijd de invoering van een nieuwe vroegpensioenregeling wordt geregeld. Aangezien de bonden gebrand zijn op dit dubbelakkoord, lijken vakbondsacties in het verschiet te liggen.
Minister Grapperhaus staat bekend om zijn waarderende woorden voor het werk van politiemensen. Desondanks lijkt hij dus niet van plan het kortzichtige beleid van zijn voorgangers enigszins recht te breien door in één klap te zorgen voor een zo snel mogelijke verlaging van de huidige werkdruk (vooral belangrijk voor de huidige jongere medewerkers) EN een zorgvuldige afvloeiingsregeling voor door hun werk versleten zestigplussers. En dat terwijl deze dubbelslag voor het grijpen ligt – mede op basis van constructieve voorstellen van de bonden.