Rookhuijzen: fouten politiechefs weggemoffeld
De leidinggevenden binnen de politie-eenheid Limburg zijn medeverantwoordelijk voor de vertrouwenscrisis binnen het basisteam Horst-Peel en Maas. Dat stelt oud-korpschef Bryan Rookhuijzen vandaag in een interview met De Limburger. Hij vindt het dan ook onterecht dat het doen en laten van deze chefs niet is onderzocht, terwijl maar liefst negen agenten uit het basisteam inmiddels disciplinaire straffen aangezegd hebben gekregen, waaronder vijf onvoorwaardelijke ontslagen.
Bryan Rookhuijzen, momenteel directeur van de stichting Waardering en Erkenning Politie, was van 2004 tot 2013 korpschef van de toenmalige politie Limburg-Noord. Hij is de geestelijke vader van het zogeheten ‘contextgedreven werken’ waarmee het politieteam in Horst sinds 2010 experimenteerde. Kort samengevat: zo effectief mogelijk werken met zo weinig mogelijk bureaucratische rompslomp. Volgens Rookhuijzen was daarbij cruciaal dat de politieleiding niet strak en hiërarchisch boven de agenten stond, maar er midden tussen. ‘De basis is vertrouwen in vakmanschap, maar geen blind vertrouwen.’
Uitstekende boordelingen
‘De wijkagenten in Horst kregen meer ruimte om regelvrij te werken,’ aldus Bart Damen, de advocaat van vijf van de negen disciplinair onderzochte collega’s. ‘Dat wil zeggen: als dat in het belang van de burgers kon zijn, mochten zij als politiemedewerkers de rafelranden van de wet opzoeken. De resultaten van die aanpak – onder meer het stelselmatig oprollen van hennepplantages – werden jarenlang wijd en zijd bejubeld. De gedrevenheid van de betreffende agenten werd gewaardeerd; hun prestaties altijd uitstekend beoordeeld.’
Na het vertrek van Rookhuijzen kwam al snel de klad in het team Horst-Peel en Maas. Uit een reconstructie van De Limburger blijkt dat de ene na de andere chef zijn tanden stuk beet op het ‘regelvrije werken’. Vanaf 2017 kwam de zaak in een stroomversnelling door de komst van een nieuwe teamchef die geacht werd de basisteams van Horst en Panningen samen te voegen – en koos voor het ‘terugdraaien’ van de ruimte voor regelvrij werken in Horst.
Verwijtbare taxatiefouten
Volgens Bryan Rookhuijzen is duidelijk ‘dat de nieuwe politiechefs niet begrepen hoe je zo’n regelvrij team moet aansturen.’ Een strakke bevelsstructuur werkt niet: ‘Als je bij zo’n team binnenkomt als een directieve manager, als een soort projectleider, gaat het fout. Leidinggeven is je mensen mee krijgen, blij maken, bezielen. Je moet als leider benaderbaar zijn en er zelf bij zitten, dicht op je collega’s, dan komen ze ook met zaken naar je toe.’
Voor de ontstane vertrouwenscrisis draagt de politieleiding volgens Rookhuijzen dan ook de nodige verantwoordelijkheid. ‘Erkend moet worden dat er op leidinggevend niveau taxatiefouten zijn gemaakt. Aan de ene kant zijn er dingen niet gezien; aan de andere kant zijn er dingen wel gezien maar niet gestopt. Wat mij betreft valt de politieleiding dus wel het een en ander te verwijten als je kijkt naar de invulling van de rol van leidinggevende in Horst. Het is te gemakkelijk om nu enkel te zeggen: we willen ervan leren. Om vervolgens weer over te gaan tot de orde van de dag.’
‘Buitenproportioneel’
Om de situatie weer onder controle te krijgen besloot de eenheidsleiding in het voorjaar van 2019 een disciplinair onderzoek te laten starten door het bureau VIK. Dit project zou uiteindelijk vijftien maanden duren. Er werden dertig rechercheurs voor ingezet, die 160 politiemensen hoorden. Rookhuijzen noemt het onderzoek ‘buitenproportioneel en niet in balans’.
Op 10 juni 2020 werden de voorgenomen sancties tegen de negen ‘cowboys van Horst’ bekendgemaakt; eind september volgen de definitieve straffen. Inmiddels lopen ook strafrechtelijke onderzoeken; het is onbekend wanneer de rijksrecherche en het Openbaar Ministerie daarmee klaar zijn.
Fair play-beginsel
Advocaat Bart Damen: ‘Mijn cliënten werden jaren geroemd om hun 24/7-mentaliteit en hun enorm goede netwerk. Nu worden zij als enigen gestraft voor de ontstane vertrouwenscrisis – en dan ook nog eens op de zwaarst mogelijk manier. Dat is op allerlei manieren in strijd met het fair play-beginsel dat aan behoorlijk bestuur ten grondslag moet liggen.’